Probleem
De flitser werkt niet.
Or, de flitser wordt niet
opgeladen.
De foto is donker, zelfs
wanneer de flitser wordt
gebruikt.
Het beeld is te licht.
Het beeld is te donker.
Het beeld heeft geen
natuurlijke kleur.
De datum of opname-
informatie wordt niet
weergegeven op het
scherm.
De helderheid van het
beeldscherm wijzigt
tijdens AF.
Oorzaak
De flitser kan niet worden gebruikt
onder de volgende omstandigheden:
• In bracket-opname
• In de continue modus
• In film modus
• In Discrete modus
• In de stand Huisdieren
In sommige scene modi wordt de
flitser standaard uitgeschakeld.
De flitser wordt ingesteld op Flits uit.
De batterij is leeg.
Het onderwerp bevindt zich buiten
het flitsbereik.
Het onderwerp is donker.
De hoeveelheid licht van de flitser is
niet voldoende.
De hoeveelheid licht van de flitser is
niet voldoende.
Het onderwerp is overbelicht. (Het
symbool [!AE] verschijnt.)
Het beeldscherm is te licht of te
donker.
De foto is onder donkere
omstandigheden genomen terwijl
de Flits uit.
Het onderwerp is donker. (Het
symbool [!AE] verschijnt.)
Het beeldscherm is te licht of
te donker.
De foto is gemaakt onder
omstandigheden waarin het
moeilijk was de witbalans
automatisch in te stellen.
De weergavefunctie van het
scherm is ingesteld op Geen
weergave.
Zwakke omgevingsbelichting
of een andere belichting dan
deze die werd gebruikt voor het
automatisch scherpstellen.
Oplossing
Wijzig de instellingen of de stand als
u toch wilt opnemen met de flitser.
Annuleer Flits uit.
Laad de oplaadbare batterij op.
Ga dichter bij uw onderwerp staan
en maak de foto. Wijzig de flitsstand
of de ISO-instelling.
Corrigeer de belichting. (De
belichtingscompensatie wijzigt ook
de lichtgevoeligheid van de flitser.)
Regel de lichtsterkte van de flitser.
Regel de lichtsterkte van de flitser. Of
ga een stukje van het onderwerp af
staan of verlicht het onderwerp met
een andere lichtbron dan de flitser.
Corrigeer de belichting.
Annuleer de belichtingstijd.
Pas de helderheid van het
beeldscherm aan.
Annuleer Flits uit.
Corrigeer de belichting.
Stel een lange belichtingstijd in.
Pas de helderheid van het
beeldscherm aan.
Voeg een wit object toe aan uw
onderwerp of gebruik een andere
witbalans-instelling dan Auto.
Druk op de DISP.-knop om de
weergave te veranderen.
Dit is normaal.
Zie
P. 59,
P. 140
P. 35
P. 26
P. 92
P. 90
P. 82
P.35,
P. 82
P. 90
P. 82
P. 110
P. 35
P. 90
P. 82
P. 110
P. 91
P. 45
10
—
137