4. Als de buitentemperatuur afneemt, wordt het instelpunt verlaagt naar 20°C door de
functie Glijdende temperatuur.
Als de kamer temperatuur verder daalt naar 16°C, wijzigt deze functie de
bedieningsmodus naar Verwarmen. Op dat moment wordt het instelpunt 16°C. Aan het
begin werd verwarming opgestart met een instelpunt van 20°C, maar het instelpunt is
16°C geworden als gevolg van de wijziging verwarmen → koelen → verwarmen.
2. Wanneer deze functie tegelijkertijd gebruikt wordt met de functies voor schema's en
vergrendelingbeheer, werkt deze functie mogelijk niet zoals bedoeld is met de instellingen.
Voorbeeld: Als de methode voor het gebruiken als referentie van de kamertemperatuur en het
instelpunt ingesteld is op Vast en het warmteverschil 4°C bedraagt
1. Verwarming start met instelpunt van de binnenunit als referentie voor de
binnentemperatuur en instelpunt ingesteld op 20°C.
2. De bedieningsmodus van de binnenunit wordt gewijzigd naar koelen met gebruik van de
afstandsbediening.
3. Als de kamertemperatuur 20°C of hoger wordt, wordt de bedieningsmodus van de
binnenunit in de groep voor Automatisch omschakelen gewijzigd naar Koelen, en het
instelpunt wordt ingesteld op 20°C. Als de bedieningsmodus niet zou zijn gewijzigd met
de afstandsbediening, wer kt de binnenunit in modus Verwar men totdat de
kamertemperatuur 24°C bedraagt, en het instelpunt had gewijzigd moeten worden naar
24°C toen de bedieningsmodus gewijzigd werd naar Koelen, maar dit is niet gebeurd.
Nederlands
Gebruikershandleiding EM11A015
DCM601A51 intelligent Touch Manager
110