Algemeen overzicht van de machine
1. Bediening voor draairichting van
maaidek
2. Voorwaarts draaien
3. Maaicilinder uitschakelen
Bedieningsorganen
Noodstop
Als u de noodstop gebruikt, gebeurt het volgende:
•
Alle maaiaandrijvingen worden uitgeschakeld.
•
Alle hefarmen van de maaiaandrijving worden hydraulisch
vergrendeld in hun stand op het moment dat de
noodstopknop werd ingedrukt. De hefarmen blijven
enkel dankzij het hydraulische systeem in deze stand.
•
Het elektrische bedieningssysteem wordt uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
Als u nalaat de maaidekken op de grond te laten
zakken en de aftakas uit te schakelen, kan dat
leiden tot ernstig fysiek letsel.
Laat de maaidekken neer op de grond en schakel
de aftakas uit.
Hoofdbediening hefinrichting
Duw de hoofdbediening van de hefinrichting weg om alle
maaidekken tegelijk te laten zakken. Trek de bediening terug
om alle maaidekken tegelijk op te tillen.
Opmerking: Deze functie werkt alleen bij maaidekken
waarvan de afzonderlijke bedieningsschakelaars in de stand
'omlaag/maaien' staan.
De maaidekaandrijving wordt snel uitgeschakeld als u de
maaidekken tilt met de algemene bedieningsschakelaar of
deze in de neutraalstand zet. De maaidekaandrijving wordt
ingeschakeld wanneer het maaidek zich ongeveer 300 tot
Figuur 18
4. Achterwaarts draaien
5. Hefbediening van linkerarm
6. Hefbediening middelste drie/vijf armen
400 mm boven de grond bevindt wanneer u de maaidekken
laat zakken met de hoofdschakelaar.
Hefschakelaars:
Duw de hefschakelaars van u weg om de maaidekken
afzonderlijk neer te laten. De maaidekaandrijving wordt
ingeschakeld op ongeveer 300 tot 400 mm boven de grond.
Trek de hefschakelaars naar u toe om de maaidekken
afzonderlijk op te tillen.
Opmerking: De hefschakelaars werken alleen als
de algemene bedieningsschakelaar zich in de stand
'omlaag/maaien' bevindt.
Draaibediening maaidek
Duw de draaibediening van het maaidek van u weg om de
maaidekken vooruit te laten draaien. Trek de draaibediening
van het maaidek terug en hou de bediening in deze stand om
de maaidekken omgekeerd te laten draaien. De omkeerfunctie
is uitsluitend bedoeld om obstakels uit maaidekken te
verwijderen, niet voor wetten.
Opmerking: De draaibediening van het maaidek werkt
alleen als de algemene bedieningsschakelaar zich in de stand
'omlaag/maaien' bevindt. Alleen gebruiken als de algemene
bedieningsschakelaar zich in de stand 'omlaag/maaien'
bevindt.
Om de aandrijving van alle maaidekken uit te schakelen, zet u
de draaibediening van de maaidekken uit, of zet de algemene
hefschakelaar in de neutraalstand, en/of schakel de aftakas
van de tractor uit. In noodgevallen kunt u de noodstopknop
gebruiken.
12
7. Hefbediening van rechterarm
8. Hoofdbediening hefinrichting
9. Noodstop