5.2. Inbedrijfstelling
5.2.1. Voorbereiding inbedrijfstelling
Voorafgaand aan het in bedrijf stellen:
Moeten de ventilatie-unit en toebehoren gemonteerd zijn.
●
Moet het kanalenwerk gemonteerd zijn.
●
Moet de condensafvoer gemonteerd zijn en de sifon gevuld,
●
zodat er een waterslot aanwezig is.
Moeten de buiten- en binnendeuren en de ramen gesloten zijn.
●
Moet er voldoende doorstroomruimte onder de binnendeuren
●
aanwezig zijn.
5.2.2. Inbedrijfstelling
Doorloop de volgende stappen om de ventilatie-unit correct in
bedrijf te stellen:
a) Zorg ervoor dat de ventilatie-unit 15 seconden spanningsloos is
geweest.
b) Steek de stekker van de ventilatie-unit in de wandcontactdoos.
Na het inschakelen van de netstroom worden de bypassklep en de
vorstklep van de ventilatie-unit automatisch gekalibreerd. Deze
procedure duurt ongeveer 30 seconden. Omdat de bypassklep en de
vorstklep hierbij helemaal tot de aanslag gaan, kan er even een
ratelend geluid te horen zijn.
ä
Let op!
Na het inschakelen van de netstroom toert de ventilatie-unit op
naar de standaard stand. Dit is de middenstand op ± 900 rpm.
Pas nadat dit toerental bereikt is kunt u bedieningsschakelaars
en/of sensoren aanmelden.
alle ventielen maximaal open staan, zowel de
c) Zorg ervoor dat
inblaasventielen als de afzuigventielen.
d) Navigeer naar het menu
Configuratie
e) Ga naar de insteling
LVL3
(hoogstand). Standaard staat de
hoogstand afgesteld op 1900 rpm.
f)
Druk
OK
om te bevestigen.
g) Meet alle inblaasventielen. Meet het verstgelegen kanaal of het
kanaal met het grootste debiet eerst. Waarschijnlijk meet u
meer dan het benodigde debiet.
h) Noteer de inblaasdebieten.
32
menu Ventilatie.
i)
Regel de verhouding van de inblaasdebieten zodat ze
overeenkomen met de berekening voor de woning. Zorg ervoor
dat de gewenste debieten per vertrek worden gehaald.
j)
Meet alle afzuigventielen. Meet het verstgelegen kanaal of het
kanaal met het grootste debiet eerst. Waarschijnlijk meet u
meer dan het benodigde debiet.
k) Noteer de afzuigdebieten.
l)
Regel de verhouding van de afzuigdebieten zodat ze
overeenkomen met de berekening voor de woning. Zorg ervoor
dat de gewenste debieten per vertrek worden gehaald.
ä
Let op!
Zorg ervoor dat het totale inblaasdebiet en het totale
afzuigdebiet aan elkaar gelijk zijn.
Mocht u de gewenste debieten niet halen op het standaard
toerental, kunt u het toerental verhogen (tot maximaal 2100 rpm):
a) Gebruik de knop
Vooruit/ Omhoog
totdat het gewenste debiet gehaald wordt.
b) Stel daarna de toevoer- en afzuigventielen totdat de gewenste
debieten worden gehaald. Zorg ervoor dat de gewenste
debieten per vertrek worden gehaald.
Mocht u op het standaard toerental veel meer dan de gewenste
debieten meten kunt u het toerental verlagen (tot minimaal 1700
rpm):
a) Gebruik de knop
Terug/ Omlaag
totdat het gewenste debiet gehaald wordt.
b) Stel daarna de toevoer- en afzuigventielen totdat de gewenste
debieten worden gehaald. Zorg ervoor dat de gewenste
debieten per vertrek worden gehaald.
Opmerking
Op dezelfde manier kunnen eventueel ook de middenstand en de
laagstand worden ingesteld. Zie hiervoor de paragraaf
Confiuratiemenu Ventilatie.
om het toerental te verhogen
om het toerental te verlagen