3.2.5. Plafondmontage
ä
Let op!
Bij deze montagewijze heeft de ventilatie-unit een afschot van
minimaal 5° om de condensafvoer goed te laten werken. Het is
belangrijk dat ook de condensslang onder afschot richting de
condensafvoer kan worden gemonteerd.
De ventilatie-unit kan maar op één manier tegen het plafond
worden gemonteerd; zie Montageposities.
a) Boor vier gaten in het plafond; twee per beugel. Hiervoor kunt u
de boormal gebruiken.
180 (2)
288 (1)
40
290
266
278 (1)
200 (2)
1) Minimaal vrij te houden ruimte rondom de ventilatie-unit
2) Hartafstand boorgaten; bij voorkeur gebruiken.
b) Bevestig de montagebeugels waterpas aan het plafond
(pluggen en bouten niet meegeleverd).
18
288 (1)
278 (1)
ä
Let op!
Draai de bovenste beugel NIET vast, maar zorg er voor dat hij
omhoog geschoven kan worden.
c) Plaats de ventilatie-unit, tegen het plafond, op de onderste
1
montagebeugel
.
Door de bovenste montagebeugel weg te schuiven
ventilatie-unit volledig tegen het plafond geplaatst worden.
2
2
d) Schuif de bovenste montagebeugel over de rand van de
3
ventilatie-unit
en schroef hem vast.
2
kan de
3
3
1
1