Inbedrijfname
6
Inbedrijfname
WAARSCHUWING:
Materiële schade door vorst!
De verwarming en de bijverwarming kunnen door vorst beschadigd ra-
ken.
▶ Start de warmtepomp niet, wanneer gevaar bestaat, dat de verwar-
ming of bijverwarming bevroren zijn.
6.1
Voorbereidende leidinginstallatie
▶ Voor Leidingaansluiting naar de cv-installatie is elimineren van trillin-
gen vereist. Een flexibele verbinding wordt geadviseerd (leverbaar
als accessoire) zie de figuur hierna.
▶ Voor bronleidingen zijn trillingsdempers nodig.
▶ De verbindingsleidingen voor het broncircuit, de cv-installatie en mo-
gelijke warm water moeten in de ruimte worden geïnstalleerd in de
richting van de opstellingslocatie.
▶ In de cv-installatie moet een expansievat, een vulset en een manome-
ter worden geïnstalleerd (accessoire).
Afb. 14 Trillingsdemping aan de leidingverbinding met de cv-installatie
6.2
Vullen en ontluchten van warmtepomp en cv-installa-
tie
Ontlucht ook andere ontluchtingspunten in de cv-installaties zoals bij-
voorbeeld radiatoren.
14
Wanneer de warmtepomp abnormaal hoge temperaturen constateert
binnen 48 uur na het opstarten, kan dit betekenen dat er nog steeds
lucht in de cv-installatie aanwezig is, waarna vervolgens een automati-
sche ontluchtingsprocedure start. Controleer ook of het deeltjesfilter
niet is verstopt.
6.2.1
Debiet door de cv-installatie
Wanneer de warmtepomp wordt aangesloten op een buffervat, kunnen
grote variaties in het verwarmingssysteem optreden. Er moet echter een
bepaalde minimale aanvoer zijn, die wordt gerealiseerd door:
• Voor radiatorsystemen, moet de instelling van de radiatorthermosta-
ten worden begrensd op een minimale temperatuur van 18 °C
• In geval van vloerverwarmingssystemen, moet een minimaal water-
debiet worden gegarandeerd door de aanwezigheid van circuits zon-
der kamerthermostaat of door een bypass in de
vloerverwarmingsverdeler.
• Daardoor is de koeling van de cv-pomp gewaarborgd en geeft de aan-
voertemperatuursensor de juiste meetwaarde. Een debiet van een
paar procent van het nominaal debiet door het verwarmingssysteem
is voldoende.
6.2.2
Vullen van verwarmings-/warmwatersysteem
Sluit de aftapkranen en open alle afsluitkranen en filterafsluiters. Stel
alle 3-wegkleppen in op de verwarmingspositie. Open de vulkranen en
vul en ontlucht tot de ontwerpdruk van het systeem is bereikt. De maxi-
maal toegestane druk voor de warmtepomp is 6 bar.
Boilervaten en boilers hebben een maximale druk. Kijk voor de maximale
druk in de handleiding van het model dat gebruikt wordt in de installatie.
Ontlucht de cv-installatie en tap wat water uit van het buffervat om even-
tuele deeltjes uit te spoelen. Controleer en reinig de vuilfilter indien no-
dig. Controleer ook de dichtheid op alle aansluitpunten.
Zie voor meer instructies de informatie van elk systeem.
7
Werkingscontrole
7.1
Bedrijfsdruk van het systeem instellen
VOORZICHTIG:
De externe component kan worden beschadigd.
De is belangrijk de juiste temperatuur aan de component te hebben.
▶ Vul cv-water alleen bij wanneer de component koud is.
Indicatie op manometer
1 bar
Minimale vuldruk (in koude cv-installatie)
0010031241
6 bar
Maximale vuldruk van de warmtepomp bij de maximale tempe-
ratuur van het cv-water mag niet overschreden worden (veilig-
heidsventiel opent).
Tabel 4 Bedrijfsdruk
▶ Bijvullen tot benodigde druk, afhankelijk van het installatiehoogte.
Voor het navullen de vulslang met water vullen. Hierdoor kan lucht niet in
het cv-water terechtkomen.
▶ Controleer, wanneer het druk niet constant blijft, de werking van het
expansievat (voordruk) en of de cv-installatie lekdicht is.
Compress 7000 LW – 6721820211 (2020/09)