Probleemoplossing
Als het probleem met de suggesties in dit onderdeel niet kan worden opgelost of als het
probleem aanhoudt, moet u het gebruik staken en uw medisch zorgverlener raadplegen.
NB: Ernstige incidenten moeten worden gemeld aan de plaatselijke medisch zorgverlener en
aan KORU Medical Systems. Neem contact op met KORU Medical Systems op het nummer
+1
845-469-2042.
De spuit kan niet in de spuitaandrijver geplaatst of hieruit verwijderd worden:
• Voor het plaatsen of verwijderen van de spuit hoort slechts weinig kracht benodigd te zijn.
• Zorg dat de spuitaandrijver op de UIT-stand staat en dat de zwarte lip aan het einde
van zijn baan ligt. Als de zwarte lip niet aan het einde van zijn baan ligt, draait u de
grote knop helemaal rechtsom en probeert u de spuit opnieuw te verwijderen.
• Zorg dat u de spuit niet te ver vult (vullen van een 50ml-spuit met meer dan
50 ml oplossing) en geen spuit van meer dan 50 ml gebruikt.
De spuit blijft niet de spuitaandrijver zitten:
• Zorg dat u de juiste Precision Flow Rate Tubing™ van KORU gebruikt en of het uiteinde met
de Luer-schijf van de slang is aangesloten op een BD® Plastipak™ 50ml-spuit.
• Zorg dat de Luer-schijf goed in de neus van de spuitaandrijver is geplaatst. Voor
subcutaan gebruik: zorg dat u de spuit niet direct op de HIgH-Flo subcutane-naaldset
hebt aangesloten.
Geen flow:
• Zorg dat de spuitaandrijver AAN is.
• Zorg dat alle schuifklemmen open zijn. Controleer bij gebruik van een hulpmiddel voor
vaattoegang of alle eventuele klemmen open zijn.
• Gebruik aseptische technieken zoals aanbevolen door de medisch zorgverlener; koppel
de slangset los van de naaldset, het hulpmiddel voor vaattoegang of de canule en
controleer op druppelen van het geneesmiddel. Als het geneesmiddel niet druppelt:
• Subcutane toediening: vervang de slang, omdat die beschadigd zou kunnen zijn.
• Intraveneuze toediening: controleer of de katheter open en doorgankelijk is.
Trage flow:
• Als de schuifklem is gebruikt, kan de slang beschadigd zijn.
• Zorg dat de spuitaandrijver ter hoogte van de infuuslocaties is geplaatst. Als de
spuitaandrijver lager is geplaatst dan de infuuslocaties, kan de flow lager zijn dan
verwacht.
• Subcutane toediening:
• De toediening kan traag zijn, afhankelijk van de snelheid waarmee het geneesmiddel
door het weefsel wordt geabsorbeerd. Sommige infusies kunnen sneller verlopen dan
andere. De eerste infusies kunnen langer duren dan verwacht omdat het lichaam zich
moet aanpassen.
• Plaats naalden bij voorkeur niet boven op littekenweefsel of spierweefsel.
• U zou meer locaties, langere naalden of een slangset met een hogere flow nodig
kunnen hebben.
De stroming snel stoppen:
•
Het ontwerp van de spuitaandrijver voorziet in instandhouding van de druk tijdens en
na de infusie om terugstroming van bloed/geneesmiddel te voorkomen.
• Om de druk van de spuitzuiger te nemen en de stroming te stoppen, draait u de grote
knop rechtsom zodat de zwarte lip naar het uiteinde van zijn baan beweegt.
• In noodgevallen kan de schuifklem worden gebruikt.
Geneesmiddel (ten hoogste 5 ml) achtergebleven in de spuit:
• Controleer of u de juiste aanbevolen BD® Plastipak™ 50ml-spuit gebruikt.
• Neem contact op met de medisch zorgverlener als de spuit niet helemaal wordt geleegd.
10