Probleemoplossing
Als het probleem met de suggesties in dit onderdeel niet kan worden opgelost of als het
probleem aanhoudt, moet u het gebruik staken en uw medisch zorgverlener raadplegen.
NB: Ernstige incidenten moeten worden gemeld aan de plaatselijke medisch zorgverlener en aan KORU
Medical Systems. Neem contact op met KORU Medical Systems op het nummer
De spuit kan niet in de spuitaandrijver geplaatst of hieruit verwijderd worden:
• Voor het plaatsen of verwijderen van de spuit hoort slechts weinig kracht benodigd te
zijn.
• Zorg dat de spuitaandrijver helemaal is geopend en dat de oranje spuitlocator niet
wordt geblokkeerd.
• Zorg dat u de spuit niet te ver vult (vullen van een 20ml-spuit met meer dan 20 ml
oplossing, of een 30ml-spuit met meer dan 30 ml oplossing) en geen spuit van meer
dan 30 ml gebruikt.
• Gebruik als u nog steeds moeite hebt uw ene hand om de spuitlocator helemaal
naar achteren te schuiven en plaats dan de spuit.
De spuit blijft niet in de spuitaandrijver zitten:
• Zorg dat u de juiste Precision Flow Rate Tubing™-sets gebruikt en of het uiteinde
met de Luer-schijf van de slang is aangesloten op een BD® Plastipak™ 20ml- of
30ml-spuit of een Hizentra® voorgevulde
• Zorg dat de Luer-schijf goed in de neus van de spuitaandrijver is geplaatst.
•
Voor subcutaan gebruik: zorg dat u de spuit niet direct op de HIgH-Flo
subcutane-naaldset hebt aangesloten.
• Zorg dat de spuitflens goed in de oranje spuitlocator ligt.
Geen flow:
• Open en sluit het deksel om te zorgen dat de spuitduwer vrij beweegt en nergens blijft
hangen.
•
Zorg dat alle schuifklemmen open zijn. Controleer bij gebruik van een hulpmiddel
voor vaattoegang of alle eventuele klemmen open zijn.
•
Gebruik aseptische technieken zoals aanbevolen door de medisch zorgverlener; koppel
de slangset los van de naaldset, het hulpmiddel voor vaattoegang of de canule en
controleer op druppelen van het geneesmiddel. Als het geneesmiddel niet druppelt:
• Subcutane toediening: vervang de slang, omdat die beschadigd zou kunnen zijn.
• Intraveneuze toediening: controleer of de katheter open en doorgankelijk is.
Trage flow:
• Als de schuifklem is gebruikt, kan de slang beschadigd zijn.
• Controleer of u de juiste spuit gebruikt. De flow bij 30ml-spuiten bedraagt circa 73%
van de flow bij 20ml-spuiten.
•
Zorg dat de spuitaandrijver ter hoogte van de infuuslocaties is geplaatst. Als de
spuitaandrijver lager is geplaatst dan de infuuslocaties, kan de flow lager zijn dan
verwacht.
•
Subcutane toediening:
• De toediening kan traag zijn, afhankelijk van de snelheid waarmee het geneesmiddel
door het weefsel wordt geabsorbeerd. Sommige infusies kunnen sneller verlopen dan
andere. De eerste infusies kunnen langer duren dan verwacht omdat het lichaam
zich moet aanpassen.
• Plaats naalden bij voorkeur niet boven op littekenweefsel of spierweefsel.
• U zou meer locaties, langere naalden of een slangset met een hogere flow nodig
kunnen hebben.
De stroming snel stoppen:
• Het ontwerp van de spuitaandrijver voorziet in instandhouding van de druk tijdens
en na de infusie om terugstroming van bloed/geneesmiddel te voorkomen.
20ml-spuit.
13
+1
845-469-2042.