11. Plaats de spuit
1. Houd de maatstrepen op de spuit naar boven gericht en druk de spuitflens tegen de oranje
spuitlocator.
2. Zorg dat de spuitflens tegen de voorkant van de oranje spuitlocator aanligt.
3. Controleer of de Precision-slang (met de Luer-schijf) op de spuit is aangesloten. Plaats de Luer-
schijf in de neus van de spuitaandrijver zodat de spuit goed in de spuitaandrijver komt te liggen.
NB:
• Voor het plaatsen of verwijderen van de spuit hoort slechts weinig kracht benodigd te zijn. U kunt
de plaatsing controleren door voorzichtig aan de spuit te trekken. Als de spuit goed is geplaatst,
zal hij hierbij niet loskomen.
• Zorg bij het sluiten van de spuitaandrijver dat het bovendeksel helemaal is uitgeschoven en is
uitgelijnd met de onderste helft.
12. Begin met infunderen
1. Sluit het bovendeksel om het infuus te starten. Het infunderen begint meteen. Probeer de
spuitaandrijver op dezelfde hoogte te houden als uw infuuslocaties om verschillen in de flow tot
een minimum te beperken.
2. Controleer het infuus regelmatig door naar het voortgangsvenster te kijken totdat de spuit leeg is.
Het infuus onderbreken: Open het deksel van de spuitaandrijver. Sluit het bovendeksel weer om
verder te gaan met het infuus.
13. Einde van het infuus
Als de spuit helemaal leeg is, opent u
het bovendeksel van de spuitaandrijver.
Verwijder de lege spuit en de slang.
15. Gooi de scherpe voorwerpen weg en maak schoon
Gooi alle scherpe voorwerpen en benodigdheden weg volgens de aanwijzingen van de
medisch zorgverlener.
Verwijder al het zichtbare vuil zo snel mogelijk na gebruik van het
instrument. Reiniging moet zo snel mogelijk na gebruik van het
instrument plaatsvinden, en vertragingen tussen de stappen moeten
worden vermeden. Zie pagina 11 voor complete reinigingsinstructies.
Spuitflens
Luer-schijf
14. Verwijder de naald(en) en maak
de locaties schoon
Houd de naald op zijn plaats en trek het
zelfklevende verband los. Verwijder de naald met
een rechte beweging in omgekeerde richting
waarmee u deze hebt ingebracht. Gebruik de
beschermfunctie door de vleugels over de naald
samen te vouwen.
10
SC