4.15.1 Configuratie
i
Meer informatie over de bediening en configuratie
van het BORA Classic 2.0 systeem vindt u in de
bedieningshandleiding (zie hoofdstuk Bediening en
hoofdstuk Menu).
Het BORA Classic 2.0 systeem is fabrieksmatig ingesteld
met de volgende configuratie voor de afzuiging:
Gebruik met recirculatie
O
X
Filter F1 (ULBF)
O
X
Een motor
O
X
Is er sprake van een andere afzuigvariant
(bijv. luchtafvoer), dan moet de configuratie in het menu
worden aangepast.
Zorg ervoor dat alle toestellen vóór de eerste ingebruikname
X
X
correct zijn aangesloten en een stroomvoorziening hebben
(gezekerd).
Uitzondering: bij een eerste ingebruikname mag de
O
X
keukenmonteur de besturingseenheid tijdelijk van stroom
voorzien voor het doorvoeren van de configuratie (bijv. tijdens
de bouwfase met bouwstroom).
De doorgevoerde instellingen worden opgeslagen en blijven
O
X
ook na de scheiding van het stroomnet bewaard.
De uiteindelijke stroomaansluiting van de apparaten mag
O
X
alleen door een erkend vakman worden uitgevoerd.
Schakel het systeem in (houd de Power-knop ingedrukt
X
X
Pas indien nodig in het menu de configuratie voor de
X
X
afzuigvariant aan.
Controleer of alle kookvelden worden weergegeven
X
X
overeenkomstig de installatie.
Controleer hiervoor het display op het bedieningspaneel
X
X
(kookzonedisplay).
Als kookvelden niet correct worden gedetecteerd:
Kookvelden die niet correct door het systeem worden
gedetecteerd, worden niet of enkel met een foutcode
weergegeven (zie ook de bedieningshandleiding, hoofdstuk
Storingen verhelpen).
Schakel het systeem uit (houd de Power-knop ingedrukt
X
X
Controleer de aansluitingen van de communicatiekabels.
X
X
Controleer de stroomaansluiting van de kookvelden.
X
X
Schakel het systeem opnieuw in en controleer of alle
X
X
kookvelden correct worden gedetecteerd.
Als alle kookvelden correct worden gedetecteerd:
Voer de basisconfiguratie uit (zie bedieningshandleiding,
X
X
hoofdstuk Eerste ingebruikname).
www.bora.com
4.15.2 Functietest
Onderwerp alle apparatuur aan een grondige functietest.
X
X
Raadpleeg bij foutmeldingen het hoofdstuk „Storingen
X
X
verhelpen" in de bedieningshandleiding.
Functietest bij gaskookveld CKG
Schakel de kookzone in.
X
X
De elektronische gasregeling kalibreert zichzelf (zoemgeluiden)
en er volgt een automatische ontsteking van de gasvlam op de
geselecteerde kookzone.
De gasvlam brandt stabiel en gelijkmatig.
Eerste ingebruikname gaskookveld bij gezamenlijk gebruik
met kookveldafzuiging
Schakel de kookveldafzuiging in op het hoogste
X
X
vermogensniveau.
Schakel alle kookzones in op het laagste vermogensniveau.
X
X
De elektronische gasregeling kalibreert zichzelf (zoemgeluiden)
en er volgt een automatische ontsteking van de gasvlam op de
geselecteerde kookzone.
De gasvlam brandt stabiel en gaat niet uit (geen nieuwe
ontsteking). Het is normaal dat de gasvlam licht door de
kookveldafzuiging wordt beïnvloed (trek).
i
Dooft de gasvlam, treedt er een grotere verschuiving van
de vlammen op en/of is het vlambeeld niet correct (bijv.
roetvorming, vlamterugslag enz.), dan moet de merklijn
worden verhoogd en moet desgewenst ook worden
gezorgd voor meer ventilatie bij luchtafvoer of een
).
grotere terugstroomopening bij recirculatie.
Storingen bij de eerste ingebruikname van het
gaskookveld CKG
Bij de eerste ingebruikname, na een langere periode van niet-
gebruik of na het vervangen van de gasfles kunnen de volgende
storingen optreden:
Geen branderontsteking.
O
X
Lucht in de gasleiding.
O
X
Herhaal het ontstekingsproces.
E
X
X
Geen branderontsteking en geen reactie van het kookveld.
O
X
De elektronische gasregeling moet zichzelf opnieuw
O
X
)
kalibreren.
Voer via het configuratiemenu gas een reset van de
X
X
gasregeling uit.
Montage
NL
33