PROBLEEM
Verbinding tussen
flexibele slangen
en het kleppenblok
van het spruitstuk
onmogelijk.
Onvoldoende
gasstroom.
De gasbron in reserve
loopt leeg zonder te
worden gebruikt
(alleen
SGA2-verdeler).
Er lekt gas uit de
veiligheid
klep.
Glazuur
De uitlaatdruk daalt
Trillingen
6.2 Onderhoud
CAUSE
De fittingen komen niet overeen.
Beschadigde fittingen.
Beperkt doorstroom gedeelte
door een klep.
Cilinder ontladen of leeg.
Cilinderklep werkt niet.
Ondermaatse apparatuur.
Apparatuur in uitgang niet
operationeel.
Overmatige instant consumptie.
Lek naar buiten.
Lekkage aan de hoofdafsluiter
van de regelaar.
Lekkage aan de sluiter van het
verloopstuk
Defecte veiligheidsklep.
Het gebruikte gas is argon (Ar),
kooldioxide (CO2) of
distikstofoxide (N2O).
Te hoge stroomsnelheid.
Te hoog debiet
Aanwezigheid van een klep met
snelle opening op de uitlaatpijp.
Ondermaats spruitstuk.
REMEDIE
Zorg ervoor dat de fittingen
compatibel zijn
met de gebruikte gassoort, inlaat
en/of uitgang.
Vervang de fittingen.
Open de kleppen helemaal.
Vervang de cilinder.
Vervang de cilinder/bundel.
Raadpleeg Air Liquide.
Vervang de apparatuur.
Vervangen door een bron die in
staat is
met een hoger debiet.
Controleer de afdichtingen.
Vervang de drukregelaar.
Vervang de regulator.
Vervang de ontlastklep.
Gebruik een verwarming bij de
inlaat.
Voldoe aan de eisen van de
nominale debiet. Beperk het debiet
met behulp van een geschikte klep
of een gekalibreerde opening.
Respecteer de stroom van de
regulator.
Beperk het debiet met behulp van
een klep of een gekalibreerde
opening.
pagina
16/29