RedBox
Nederlands
10. Achtergrondinformatie
10.1. Motorola-format
Het Motorola-format werd door de Märklin** ingevoerd. De kern van de digitale componenten
waren oorspronkelijk ICs van de firma Motorola, vandaar de naam. In het begin konden slechts
80 adressen worden gecodeerd, later werd door gebruik te maken van andere ICs het aantal
adressen uitgebreid tot 255.
Data-overdracht in Motorola-format
De data-overdracht geschiedt door enkelvoudige "Pakketten", waartussen telkens een korte
pauze ligt. Deze vorm van dataoverdracht wekt op de rails een gelijkspanning op. Daarom rijden
locs die niet van een decoder zijn voorzien direct weg zodra ze op een door het Motorola-format
aangestuurde modelspoorbaan worden gebruikt.
Aanvankelijk ontwikkelde Motorola I-format werden twee datapakketten op verschillende
frequenties verzonden: één datapakket dat constant verzonden wordt bevat de adresinformatie,
de 14 rijstappeninformatie en de informatie over de situatie van één functie (function). De
e
eigenlijk mogelijke 15
rijstapinformatie is als signaal voor de richtingsverandering gedefinieerd.
De informatie over de situatie van de vier speciale functies wordt in het tweede pakket
overgedragen. Dit datapakket wordt alleen verzonden nadat de situatie van een speciale functie
veranderd wordt.
In het Motorola II-format worden alle locdecoderdata in één pakket overgedragen dat constant
wordt verzonden: de informatie over het adres en de rijstap, de extra informatie over de situatie
van de vier speciale functies en de absolute rijrichting. Ook in het Motorola II-format worden
slechts 14 rijstappen gezonden. Inmiddels zijn er locdecoders verkrijgbaar die 27 rijstappen
mogelijk maken doordat u tussen de 14 rijstappen extra "halve" rijstappen invoegt.
Compatibiliteit van de beide Motorola-formats
Onafhankelijk van het Motorola-format waarmee een decoder wordt aangestuurd kan deze de
rijstap, de rijrichting en de functie "function" (licht) correct schakelen. Om ook de vier speciale
functies te kunnen schakelen moet echter op basis van de verschillen in dataoverdracht het
juiste format worden verstuurd.
Aansturen van magneetartikeldecoders in het Motorola-format
De informatie voor het schakelen van magneetartikeldecoders (wissel- en schakeldecoders)
worden in het Motorola I-format via hetzelfde (tweede) datapakket verzonden als de informatie
voor het schakelen van de vier speciale functies. In het Motorola II-format krijgt dit (tweede)
datapakket alleen nog informatie voor het schakelen van magneetartikeldecoders. Het
datapakket
wordt
alleen
verzonden
wanneer
er
een
schakelopdracht
voor
een
magneetartikeldecoder werd ingevoerd.
Bij 80 beschikbare adressen kunnen dan ook 80 x 4 = 320 wisseladressen worden aangestuurd
en bij 255 beschikbare adressen 255 x 4 = 1020 wisseladressen.
Bij het oproepen van adressen op de centrale moet een onderscheid gemaakt worden tussen
loc- en wisseladressen waardoor de centrale de juiste loc- of magneetartikeldecoders kan
aansturen. Hoe dit verschil wordt gemaakt is afhankelijk van de centrale.
Pagina 46