5.4
Voorwaarde voor een goede
werking en garantie
Drinkwaterbehandelingsinstallaties dienen pe-
riodiek te worden gecontroleerd op hun goede
werking en periodiek te worden onderhouden, en
de onderdelen die relevant zijn voor een goede
werking dienen na vastgestelde tijdsintervallen te
worden vervangen.
Het verbruik van de benodigde hoeveelheden
doseer- en regeneratiemiddel is afhankelijk van de
bedrijfsomstandigheden.
Drinkwaterbehandelingsinstallaties moeten regel-
matig worden gereinigd en evt. ook worden gedesin-
fecteerd. De onderhoudsintervallen zijn vastgelegd
in deze montage- en bedieningshandleiding. Wij ra-
den u aan om een onderhoudscontract af te sluiten.
Bij drukschommelingen en drukstoten mag de som
van drukstoot en rustdruk niet hoger worden dan de
nominale druk, daarbij mag de positieve drukstoot
niet hoger zijn dan 2 bar en de negatieve drukstoot
niet lager dan 50% van de zich instellende stro-
mingsdruk (zie DIN 1988-200/3.4.3).
Het continubedrijf van de drinkwaterbehandelings-
installatie met water dat chloor of chloordioxide
bevat is mogelijk als de concentratie van vrij chloor/
chloordioxide 0,5 mg/l niet overschrijdt.
Continubedrijf met chloor-/chloordioxidehoudend
water leidt bij organisch ionenwisselaarmateriaal
echter tot vroegtijdige veroudering! Een drinkwa-
terbehandelingsinstallatie kan de concentratie
vrij chloor en chloordioxide reduceren, d.w.z. de
concentratie in de afvoer van een drinkwaterbe-
handelingsinstallatie is in het algemeen aanzienlijk
lager dan in de toevoer.
Om gebruik te kunnen maken van de op de connec-
tiviteit gebaseerde functies van het product moet op
de desbetreffende locatie:
● een GSM-signaalsterkte van -40 tot -89 dB, of
● een WiFi-signaalsterkte van -20 tot -89 dB, of
● een op het netwerk aangesloten netwerkdoos
met een RJ 45-bus binnen een straal van 1,5 m
aanwezig zijn.
5.5
Montage
Voor de montage van het product moet het leiding-
net worden uitgespoeld.
Er moet worden gecontroleerd of het product een
mineraaldoseerapparaat ter bescherming tegen
corrosie nodig heeft.
Gebruik voor de montage corrosiebestendig mate-
riaal. De corrosiechemische eigenschappen bij de
combinatie van verschillende materialen (mengin-
stallatie) moeten in acht worden genomen, ook in
de stroomrichting vóór het product.
In de stroomrichting moet maximaal 1 m voor het
product een beschermend filter worden geïnstal-
leerd. Het filter moet goed werken, voordat het
product wordt geïnstalleerd. Alleen dan kan worden
voorkomen dat er vuil of gecorrodeerde producten
in het product spoelen.
Conform het Duitse voorschrift VDI 6023 moeten
voor en na het product geschikte monsteraftappun-
ten worden voorzien.
De slang aan de veiligheidsoverloop van het re-
generatiemiddelreservoir en de spoelwaterslang
moeten hellend naar de afvoer worden geleid of op
een pompinstallatie worden aangesloten.
Conform EN 1717 moeten de spoelwater- en de
overloopslang met de voorgeschreven afstand tot
het hoogst mogelijke afvoerwaterniveau worden be-
vestigd aan de aansluiting van de riolering (afstand
groter dan diameter van de rioolbuis).
NL
15