Epson Stylus Pro 7700/7710/9700/9710
CUSTOM PAPER SETUP (AANGEPAST PAPIER INST.)
Wanneer u geen Epson-media gebruikt, moet u de instellingen kiezen die geschikt zijn voor die media.
Nadat u het papiernummer hebt geselecteerd, stelt u het volgende in. Selecteer eerst het juiste papier bij PAPER
TYPE (PAPIERSOORT) en geef vervolgens instellingen op voor bijvoorbeeld PLATEN GAP (DEGELRUIMTE).
Zie het volgende gedeelte voor informatie over het instellen van aangepast papier.
"Aangepast papier instellen in de printer" op pagina 169
Item
PAPER TYPE (PAPIER-
SOORT)
PLATEN GAP (DEGELRUIM-
TE)
THICKNESS PATTERN (DIK-
TEPATROON)
PAPER FEED ADJUST (PA-
PIERTOEV. AANPASS.)
DRYING TIME (DROOG-
TIJD)
PAPER SUCTION (ZUIG-
DRUK)
SET ROLL PAPER TENSION
(ROLPAPIERSPANNING
INST)
REMOVE SKEW (SCHEEF-
TREKKEN VOORK.)
Gebruikershandleiding
Het bedieningspaneel
Parameter
Photo Paper (Fotopapier)
Matte Paper (Mat papier)
Plain Paper (Gewoon pa-
pier)
Others (Andere)
NARROW (KLEIN)
STANDARD (STANDAARD)
WIDE (GROOT)
WIDER (GROTER)
PRINT (AFDRUKKEN)
-0,70% tot +0,70%
0,0sec tot 10,0sec
STANDARD (STANDAARD)
-1 tot -4
NORMAL (NORMAAL)
HIGH (HOOG)
EXTRA HIGH (HOGER)
ON (AAN)
OFF (UIT)
Uitleg
Selecteer het afdrukmateriaal dat het meeste overeenkomt met
het papier dat u gebruikt.
U kunt de afstand tussen de printkop en het papier aanpassen.
STANDARD (STANDAARD): in de meeste gevallen selecteert u
STANDARD (STANDAARD).
NARROW (KLEIN): kies deze instelling wanneer u afdrukt op dun
papier.
WIDE (GROOT) of WIDER (GROTER): selecteer een van deze instel-
lingen als de afdruk vegen vertoont.
U kunt een patroon afdrukken voor detectie van de papierdikte
en het juiste nummer van het afgedrukte patroon selecteren.
Hier stelt u de papiertoevoer in voor het afdrukbare gebied. U
kunt een hoeveelheid instellen van -0,70 tot 0,70%. Bij een te
hoge toevoerwaarde kunnen heel fijne witte horizontale stre-
pen zichtbaar worden. Bij een te lage toevoerwaarde kunnen
heel fijne donkere horizontale strepen zichtbaar worden.
Hier stelt u voor elke printkoppassage in hoe lang de inkt moet
drogen. U kunt een tijd instellen tussen 0 en 10 seconden. Afhan-
kelijk van de hoeveelheid inkt en de papiersoort droogt de inkt
soms minder snel. Stel in dat geval een langere droogtijd in.
Hier stelt u de zuigdruk in waarmee het bedrukte papier wordt
doorgevoerd.
Als bij het werken met textiel of dun papier kreuken ontstaan,
selecteert u HIGH (HOOG) of EXTRA HIGH (HOGER).
U kunt deze functie inschakelen om scheeftrekken van het pa-
pier te voorkomen.
27