7.9 Beheer vermogenniveau
De kachel werkt op drie verschillende vermogenniveaus die individueel kunnen worden ingesteld of door de functie A
(auto: vermogenniveau automatisch bijgesteld).
De kachel zal het vermogen verhogen of verlagen al naargelang het verschil tussen de kamertemperatuur en de ingestel-
de waarde van de kamertemperatuur. Het vermogenniveau wordt getoond op het display D2 en kan worden gewijzigd
met de toets P2 (P kort).
Door één keer op de toets te drukken zal het display D2 beginnen knipperen; elke keer er opnieuw op gedrukt wordt, zal
de waarde verhoogd worden. Wanneer gedurende drie seconden geen toets wordt ingedrukt, zal het display niet meer
knipperen en de ingegeven waarde zal worden opgeslagen.
Deze instellingen kunnen zelfs tijdens de ontstekingscyclus worden doorgevoerd.
Het aanpassen van de vermogeninstelling houdt zowel een wijziging van de hoeveelheid pellets naar de verbrandings-
kamer als een bijregeling van de rookgasventilator in.
De vermogenwaarde is op zijn laagst bij debiet 1 en op zijn hoogst bij debiet 5 (zie pagina 11, tabel 2: pelletverbruik).
Vermijd het te vaak wijzigen van het vermogen in een te korte tijd, want dit kan storingen veroorzaken.
Vermijd het achtereenvolgens in- en uitschakelen van de kachel, want dit kan onherstelbare schade aan het
verwarmingselement en andere storingen veroorzaken.
Probeer de kachel nooit te ontsteken met behulp van ontvlambare vloeistoffen of materialen.
Steek nooit handmatig pellets in de branderpot.
VOOR UW VEILIGHEID benadrukken wij het belang van de inhoud van pagina 4, paragraaf 2.
7.10 De kamerthermostaat wijzigen
De werking van de kachel wordt bijgeregeld naargelang de kamertemperatuur, die wordt gemeten door de voeler achter
de kachel, en de ingestelde temperatuur van de kamerthermostaat.
De waarde van de kamerthermostaat wordt weergegeven op het display D3 en kan worden verhoogd met de toets P3 of
verlaagd met de toets P4. Door één keer op de toets te drukken (P kort) zal het display beginnen knipperen; elke keer
er opnieuw op gedrukt wordt, zal de waarde verhoogd (P3) of verlaagd (P4) worden. Wanneer geen toets wordt ingedrukt
gedurende drie seconden, dan keert het display terug naar het standaardscherm en wordt de opgegeven waarde opgesla-
gen.
Wanneer de kamertemperatuur gelijk is aan of groter is dan de ingestelde waarde van de kamerthermostaat schakelt de
kachel over op ofwel de modulatiestatus (D1: Mod. knippert) ofwel op de standbystatus (wanneer deze ingeschakeld is)
(D1: Stby knippert).
In de modulatiestatus brandt de kachel met een minimaal vermogen. In de standbystatus schakelt de kachel uit.
Wanneer de kamertemperatuur onder de ingestelde waarde van de kamerthermostaat zakt, hervat de kachel het branden
met het vermogen dat aanvankelijk was ingesteld (L4: vast - D1: kamertemperatuur ), of wanneer de standbystatus in-
geschakeld is, begint het controlelampje L1 opnieuw te knipperen (D1: kamertemperatuur ).
7.11 Stanby in-/uitgeschakeld
Druk de toetsen P2 en P4 tegelijkertijd drie seconden in en op het display D1 zal de boodschap Tele verschijnen. Druk P3
en de boodschap Stby zal verschijnen. Druk P2 en de boodschap Off zal verschijnen. Druk P2 en de boodschap Off zal
beginnen knipperen. Druk P3 en de boodschap On zal beginnen knipperen. Druk P2 om het inschakelen te bevestigen.
Wanneer de gebruiker geen enkele toets indrukt gedurende enkele seconden, keert het bedieningspaneel terug naar
het beginscherm. Om de standbyfunctie uit te schakelen, dient Off te worden geselecteerd door de hierboven opgegeven
richtlijnen te volgen.
Wij raden aan de standbyfunctie te gebruiken wanneer de kamer waarin de kachel zich bevindt over goede thermische
isolatie beschikt, om te vermijden dat kachel voortdurend in- en uitschakelt.
18