GEBRUIKSAANWIJZING Glansmeter PCE-IGM 60
4.3.3.2 Continuous Measure (Continu meting)
Wanneer „Continuous Parameter"geselecteerd is, kunt u instellingen voor de „Continuous Mode"
doorvoeren. Deze instellingen zijn onderverdeeld in twee submenu's. Dit menu is ook te bereiken
door in de „ Continuous Mode " bovenin het beeldscherm op „ Continuous Measure " te klikken.
4.3.3.2.1 Measurement Time (Aantal metingen)
Onder het punt „Measurement Time" kunt u instellen hoeveel metingen tijdens een continu meting
worden uitgevoerd. U kunt een waarde tussen 1 en 99 instellen.
4.3.3.2.2 Interval Time (Meetinterval)
Onder het punt „Interval Time" kunt u de meetinterval instellen. U kunt een waarde tussen 1 en 99
seconden instellen.
4.3.4 Average (Gemiddelde)
Wordt in het menu "Average" geselecteerd, kan men instellen hoeveel metingen in de "Basic mode"
nodig zijn om tot een gemiddelde waarde te komen. Er kan een waarde geselecteerd worden tussen
1 en 99. De ingestelde waarde kan bevestigd worden, door links onderin op OK te drukken. Vanaf nu
zal onder de laatste meetwaarde een indicatie worden gegeven over de doorgevoerde metingen en
hoeveel metingen nog doorgevoerd dienen te worden, om tot een gemiddelde te komen. De
indicatie ziet er als volgt uit: 2/5 (aantal doorgevoerde metingen/totaal aantal benodigde metingen).
Dit menu is ook te bereiken, door de "Basic mode" te selecteren en bovenin het scherm op "Basic
mode" te tikken.
4.3.5 USB comm (USB Communicatie)
Wanneer u het apparaat in verbinding met de PC gebruiken wilt, dient u de software te starten, het
apparaat te verbinden met de PC middels de meegeleverde datakabel en dit menupunt „USB comm"
te selecteren. Wanneer u deze stappen heeft doorlopen hoeft u de verbinding slechts nog te
bevestigen met OK. Nu zal de aanduiding „Connected" op het beeldscherm verschijnen.
4.3.6 Tolerance (Tolerantie)
Via dit menupunt kunt u de tolerantie voor de kwaliteitscontrole instellen. Is de „Statistical Mode"
geselecteerd, wordt aan de hand van deze instelling de goed/slecht beoordeling doorgevoerd. Ligt de
meetwaarde binnen de tolerantie, wordt de meting met „Pass" beoordeeld. Indien de meetwaarde
buiten de tolerantie ligt, wordt deze met „Fail" beoordeeld.
4.3.7 Calibrate (Kalibratie)
Het menupunt „Calibrate" dient ter kalibratie van het apparaat. Het menu is onderverdeeld in twee
submenu's: „Calibrate" voor de eigenlijke kalibratie en „Change cal. values" voor de instelling van de
kalibratie standaardwaarde. Is het eerste menupunt geselecteerd, dan plaats u het apparaat op het
kalibratie- oppervlak, bijv. de kalibratiestandaard in de beschermkap. Door op OK te drukken wordt
de kalibratie gestart. Wanneer u een andere kalibratiestandaard gebruikt dan meegeleverd in de
beschermkap, dient u deze aan te passen onder het volgende menupunt „Change cal. values". Hier
kunt u de nieuwe waarde invoeren middels het toetsenbord en met OK opslaan.
9