Inleiding
• Als de verschildruk hetzelfde is nadat de pomp 10-15 minuten heeft gedraaid, werkt de vereffeningsleiding naar
behoren.
• Als de druk daalt, is er cavitatie in de pomp en zal er een dampverstopping ontstaan. In dat geval voldoet
de vereffeningsleiding niet.
Systeembeveiliging
Red Jacket beveelt een volledig systeem rond de pomp aan om de veiligheid, betrouwbaarheid, stabiliteit
en prestaties te verzekeren. Als het gehele systeem is berekend en gebouwd volgens de geaccepteerde
specificaties, zal de installatie vele jaren werken zonder dat enige vorm van onderhoud nodig is.
Als de prestaties afnemen, kunnen twee pompeigenschappen worden gecontroleerd:
1. De uitvoer - debiet versus druk.
2. De elektrische aansluitingen en verbruikte ampèrage onder belasting.
Mogelijke problemen
Probleem
Drooglopen
Cavitatie
Vereffeningsleiding
in het verdeelstuk
is te klein
Vuil in het reservoir
Red Jacket LPG-dompelpompen zijn meertraps centrifugaalpompen. De meertrapstechnologie biedt het
voordeel van maximale prestaties bij een minimaal energieverbruik, respectievelijk 2,25 kW (3 pk) voor de 21-traps
Premier-pomp, 2,25 kW (3 pk) voor de 17-traps Premier MidFlow-pomp en 3,75 kW (5 pk) voor de 24-traps
Premier HiFlow-pomp. Tijdens bedrijf neemt de druk met ongeveer 50 kPa (7.25 psi) per trap toe tot de maximale
ontwerpdruk van de pomp van respectievelijk 1000 kPa (145 psi) voor de Premier-pomp, 880 kPa (127 psi) voor
de Premier MidFlow-pomp en 1220 kPa (180 psi) voor de Premier HiFlow-pomp.
Voor alle typen Red Jacket LPG-dompelpompen geldt dat de minimale verschildruk nooit lager mag worden
dan 400 kPa (58 psi). Bij deze minimaal vereiste verschildruk worden tijdens bedrijf alle respectievelijk 17, 21
of 24 trappen in de LPG-vloeistof ondergedompeld. Een andere basisregel voor een centrifugaalpomp is dat
Tabel 5. Mogelijke prestatieproblemen
Een regelkast met lagedrukdetectie kan beide prestatieproblemen detecteren.
De Red Jacket LPG-pomp is voorzien van een interne omloop. Een bepaalde
hoeveelheid LPG stroomt door de motor en koelt deze (een zelfonderhoudend proces)
en verlaat de pomp via de interne omloop. De motorwarmte wordt overgedragen op
de vloeistof, die daardoor warmer is dan de vloeistof in het reservoir. Deze vloeistof
heeft ook een hogere dampdruk dan de vloeistof in het reservoir. De vereffeningsleiding
tussen het verdeelstuk en het reservoir moet beide vloeistofniveaus vereffenen. Als
de vereffeningsleiding te klein of verstopt is, kan het verdeelstuk worden leeggedrukt
via de inlaat waardoor de pomp droog kan lopen of cavitatie kan ontstaan.
Kleine deeltjes LPG-stof of ijzeroxide, die normaal in LPG voorkomen, brengen het
systeem geen schade toe. Tijdens bedrijf kunnen deze deeltjes de ventilatiepluggen
bij de inlaat van de pompmotor verstoppen, maar als de pomp wordt uitgeschakeld
wordt een kleine hoeveelheid vloeistof teruggedrukt in het reservoir. Daarbij worden
de ventilatiepluggen gereinigd.
Uiteraard moet elke vorm van vervuiling worden vermeden, aangezien vervuiling
de levensduur van de pomp verkort. Aanbevolen wordt om een zeef (100 micron)
te monteren op de inlaat van het reservoir om vervuiling van het reservoir bij het
vullen te voorkomen.
Oplossing
14
Systeembeveiliging