Inhoudsopgave
Advertenties
23.1.3 Maximaalthermostaat (MaxTh)
Als beveiliging van oppervlakverwarmingssystemen (bv. vloerverwarmingscircuits) tegen te hoge
aanvoertemperaturen zijn temperatuurbewakers of maximaalthermostaten nodig.
De potentiaalvrije contacten van maximaalthermostaten en evt. dauwpuntbewakers kunnen in serie
worden geschakeld en op parametreerbare ingang E1 worden aangesloten.
Bij het openen van het contact wordt de warmteopwekker alsmede de verwarmingscircuitpomp
uitgeschakeld.
Voor de overdracht van het warmtepompvermogen aan het verwarmingssysteem zijn volgende
grootheden van belang:
- De doorstromende verwarmingswaterhoeveelheid ( m
- Het temperatuurverschil tussen aanvoer en retour (∆t)
- De soortelijke warmtecapaciteit van het water (c)
.
Q
WP
23.1.4 Verwarmingssysteem spoelen
23.1.5 Vullen van de verwarmingsinstallatie
23.1.6 Instelling overstortventiel bij in serie geschakelde buffer
72
Verwarmingscircuit aansluiten
.
= m x c x ∆t (kW)
Aan de verwarmingszijde dient men op de hieronder vermelde punten te letten:
− Opdat eventueel aanwezige verontreinigingen in het verwarmingssysteem niet
tot storing aan de warmtepomp leiden dient het verwarmingssysteem vóór het
aansluiten van de warmtepomp zorgvuldig te worden gereinigd en gespoeld. Dit
geldt voor nieuwe installaties en in het bijzonder bij een toestelvervanging.
− Aan de warmtepompzijde moeten aanvoer en retour van afsluiters en 2
aftapkranen (vul-en-aftapkranen) worden voorzien zodat een eventuele spoeling
van de condensor kan worden uitgevoerd.
Voor de inbedrijfstelling moet de installatie gevuld en ontlucht zijn.
− Afsluitkap op de ontluchting in de binnenunit één omwenteling openen.
− Alle verwarmingscircuits openen.
− Het complete verwarmingssysteem in koude toestand langzaam via de vul- en
aftapkraan op de retour tot ongeveer 2 bar afvullen (manometer observeren).
− 3-weg-omschakelventiel handmatig van verwarmingswerking naar
warmwaterwerking en terug bewegen.
− De volledige installatie op waterdichtheid controleren.
− Drukexpansievat langzaam openen.
− Warmtepomp inschakelen.
− Verwarmingscircuits zonder restanten ontluchten, hiervoor in het installateurniveau
'Relaistest' de pomp selecteren en 5 keer na elkaar de pomp gedurende telkens 5
sec. inschakelen en 5 sec. uitschakelen.
− Als de installatiedruk onder 1,5 bar gedaald is, water bijvullen.
− Alle verwarmingscircuits afsluiten.
− In de weergavemodule AM of de bedienmodule BM-2, in het installateurniveau de
'Relaistest' instellen. Pomp (ZHP) inschakelen en het debiet aflezen.
− Overstortventiel op het in de technische gegevens opgegeven maximaal
toegestane debiet van de warmtepomp instellen.
− Verwarmingscircuits opnieuw openen.
− Relaistest beëindigen.
.
) in m
/h (nominaal debiet)
3
3066535_201905
Advertenties
Inhoudsopgave
