30 |
Bedrading
|Installatiehandleiding van Halo-pulscompressieradar
NMEA 0183
De RI-12 heeft één NMEA 0183 (RS422) voor het accepteren van koers- en positie-informatie.
De NMEA 0183-poort heeft een automatische sensor en kan gegevens accepteren met een
baudsnelheid van 4800, 9600, 19200 of 38400.
Gebruikte sentences zijn HDG, HDT, HDM, GGA, GLL, RMC, VTG. De koers moet een
updatefrequentie hebben van minimaal 10 Hz.
RI-12-koersbron selecteren:
De RI-12 ontvangt de koersinformatie via het NMEA 2000- netwerk en verzendt deze gegevens
naar de radar, waar MARPA-verwerking wordt uitgevoerd.
Voor Simrad-installaties met meerdere bronnen van koersinformatie gebruikt de RI-12 de Simrad-
groepsbron. De bron die wordt gebruikt door de Simrad-groep kan worden weergegeven of
gewijzigd via het multifunctionele display in het menu Instellingen>Netwerk>Bronnen.
¼ Opmerking:
als er een NMEA 0183-koersbron is verbonden, zal de RI-12 deze gebruiken. De
NMEA 2000-koersbron zal worden genegeerd.
Antenne in parkeerstand zetten
De Halo®-pulscompressieradar kan het draaien van de antenne laten stoppen en de antenne
vastzetten in een bepaalde hoek ten opzichte van de koerslijn van het schip. De parkeerhoek
wordt ingesteld op het display (zie "Open array parkeerstand afstellen" op pagina 34).
Naast deze instelling is er ook een functie voor het vastzetten van de parkeerstand. Dit is een
elektromagnetische parkeerfunctie met een zeer lage stroom die weerstand biedt voor de
antenne zodat deze in de geparkeerde stand blijft en niet draait onder invloed van wind en
bewegingen van het schip. Voor de parkeerrem is een continue toevoer van DC-zwakstroom
vereist (10-32 V DC). Deze gebruikt minder dan 100 microampère.
_
+
12 -24 V DC
NMEA 0183 RX_A
NMEA 0183 RX_B