6 Installatie
Buitendiameter
Hardingsgraad
(Ø)
6,4 mm (1/4")
Gegloeid (O)
9,5 mm (3/8")
12,7 mm (1/2")
15,9 mm (5/8")
(a)
Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de
maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High" op het
naamplaatje van de unit), zijn mogelijk dikkere leidingen
vereist.
Afhankelijk van de binnenunit kunnen verloopstukken vereist zijn.
Zie
"6.4.6 Verbindingen tussen buiten- en binnenunit met
verloopstukken" [ 4 16] voor meer informatie.
5.3.2
De koelleidingen isoleren
▪ Neem polyethyleenschuim als isolatiemateriaal:
▪ met een warmteoverdrachtsfactor begrepen tussen 0,041 en
0,052 W/mK (0,035 en 0,045 kcal/mh°C)
▪ bestand tegen minstens 120°C
▪ Isolatiedikte
Buitendiameter
Binnendiameter
leiding (Ø
)
isolatie (Ø
p
6,4 mm (1/4")
8~10 mm
9,5 mm (3/8")
10~14 mm
12,7 mm (1/2")
14~16 mm
15,9 mm (5/8")
16~20 mm
Ø
Ø
i
i
Ø
Ø
p
p
t
Als de temperatuur hoger is dan 30°C en de vochtigheid meer
dan 80% bedraagt, moet het isolatiemateriaal minstens 20 mm dik
zijn om condensatie aan de oppervlakte van de isolatie te
voorkomen.
Gebruik afzonderlijke warmte-isolatiebuizen voor de koelvloeistof- en
koelgasleidingen.
5.4
De elektrische bedrading
voorbereiden
5.4.1
Over het voorbereiden van de elektrische
bedrading
INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
Uitgebreide handleiding voor de installateur
12
(a)
Dikte (t)
Ø
≥0,8 mm
t
≥1 mm
Isolatiedikte (t)
)
i
≥10 mm
≥13 mm
≥13 mm
≥13 mm
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de
aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan
elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe
randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen
van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor
oververhitting
of
veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze
unit
een
fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties
en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de
geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
De back-upverwarming MOET een speciale voeding
hebben
en
MOET
beveiligingsinrichtingen
wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik
ALTIJD
een
stroomtoevoerkabel.
6
Installatie
WAARSCHUWING
De
installatie
moet
installateur, en de keuze van de materialen en de
installatie moet voldoen aan de geldende wetgeving. In
Europa is de norm EN378 van toepassing.
6.1
Overzicht: Installatie
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en
weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1
De buitenunit monteren.
2
De koelmiddelleiding aansluiten.
3
De koelmiddelleiding controleren.
4
Koelmiddel bijvullen.
5
De elektrische bedrading aansluiten.
6
De installatie van de buitenunit voltooien.
elektrische
schokken
of
brand
inverter
bevat.
Een
beschermd
worden
door
vereist
door
de
geldende
meeraderige
kabel
worden
uitgevoerd
door
een
3(A)MXM+3(A)MXF+4MXM+5MXM
R32 Split-reeks
4P600463-1 – 2019.10
de
als