• De macro "OproepHuistelefoon" (macro nr.11:
naar de weergave van het beschreven deel van het Gebruikersmenu
"OproepHuistelefoon".
Methode 2
Voer in het deel "Spraakfuncties" van het Gebruikersmenu de PIN van de code in.
Raadpleeg hetgeen hierboven beschreven is voor Methode 1.
De activering (en deactivering) van de elementen van het beschreven
SmartLiving systeem maakt de handmatige functionering van de elementen aan
de hand van de programmering (= activering) of de inhibitie ervan (=
deactivering) mogelijk. De activering en deactivering worden door de gebruiker
bepaald.
In dit deel kunnen de volgende elementen geactiveerd/gedeactiveerd worden:
• Zones - een geïnhibiteerde zone activeert geen alarmen (zone uitgesloten).
• Automatische
activeringen
geactiveerd/gedeactiveerd worden. Het gebied wordt op uurbasis geactiveerd
en gedeactiveerd als de automatische activering van een gebied geactiveerd
is.
• Codes - een gedeactiveerde code wordt niet geaccepteerd.
• Sleutels - en gedeactiveerde sleutel wordt niet geaccepteerd.
• Panelen - een gedeactiveerd paneel maakt het invoeren van codes (en dus
de toegang tot het menu) en het uitvoeren van de macro's niet mogelijk. De
signaleringen met de leds en op het display worden bijgewerkt.
• Lezers - een gedeactiveerde lezer maakt het herkennen van de sleutels niet
mogelijk. De signaleringen met de leds worden bijgewerkt.
• Timers - een geactiveerde timer volgt de programmering en maakt het
beheer van de geassocieerde elementen (gebieden, codes, sleutels) mogelijk.
De geassocieerde elementen gedragen zich alsof de timer op OFF geplaatst is
als een timer gedeactiveerd wordt.
Bij het verlaten van de programmering worden alle timers geactiveerd. De gebruiker moet
de timers, gedeactiveerd voor de programmering, deactiveren.
• Communicator - geen enkele oproep, vocaal of digitaal, wordt verricht als de
communicator gedeactiveerd is. De inkomende oproepen worden echter
beheerd als ze geactiveerd zijn.
• Transponder - de centrale reageert op de ontvangen telefonische oproepen
en speelt het vocale bericht, geregistreerd voor de functie "Transponder", af
als de transponder geactiveerd is.
• Teleassistentie - de centrale reageert op een oproep van de installateur en
via het modem als deze functie geactiveerd is. Met deze oproep kan de
installateur de parameters van de centrale bereiken. Om deze reden moet de
functie teleassistentie doorgaans gedeactiveerd zijn; de eventuele activering
ervan moet tussen de installateur en de gebruiker overeengekomen zijn.
De centrale reageert op een oproep en geeft de prioriteit aan de teleassistentie oproepen
als de functies "Transponder" en "Teleassistentie" beiden geactiveerd zijn: de centrale
wacht 30 seconden lang op de communicatie met het modem van de installateur; als de
communicatie niet gelegd wordt, zal de centrale het geregistreerde vocale bericht van de
functie "Transponder" afspelen.
• Toegang tot internet - de gebruiker activeert de toegang to de gegevens
van de centrale via het LAN netwerk/internet als deze functie geactiveerd is en
een SmartLAN/G kaart op de centrale aangesloten is. De toegang is alleen via
teleassistentie (indien geactiveerd) mogelijk als deze functie gedeactiveerd is.
• Activeer instal. - de PIN installateur wordt geaccepteerd en de installateur
heeft toegang tot het menu als deze functie geactiveerd is; de PIN installateur
produceert een gebeurtenis "Verkeerde code" en de installateur krijgt geen
toegang tot het menu als deze functie niet geactiveerd is.
), brengt de gebruiker
Activeringen
-
kunnen
voor
elk
gebied
Paneel gebelde persoon "PAN.002"
Oproep InUitvoer
PAN.
OK = ANTWOORDEN
Esc = BEËINDIGEN
5-4
afzonderlijk
Nota
Nota
Gebruikershandleiding
001