Hoofdstuk 6 Bediening
6.1 Kleppen en drukken instellen
Afbeelding 7 Ventielinstellingen
1 Aansluiting monsteruitgang (snelle
lus)
2 Handmatige omloopklep
3 Instrumentlucht
Bediening
Monsterklep (klant)
Monteringangsventiel
Monsteruitgangsventiel
Brandgevaar. Dit product is niet geschikt voor gebruik in combinatie met ontvlambare
vloeistoffen.
Tijdens normaalgebruik zijn de omloopklep en het afvoerventiel van de snelle lus
gesloten. De monsteringangsklep klep is volledig geopend en de monsteruitgangsklep is
gedeeltelijk gesloten. Raadpleeg
verschillende bedrijfsomstandigheden.
Drukwaarde op de drukindicator moet minstens 0,1 bar zijn. Deze druk creëert een hoge
monsterflow die de opeenhoping van vaste stoffen (afhankelijk van de toepassing) en de
groei van algen en bacteriën in het overloopvat (wegspoeling is te hoog) voorkomt. Indien
vaste stoffen zich ophopen in het overloopvat en de monsterleidingen verstoppen,
verhoogt u de druk op het filter om de gefilterde sample flow te vergroten. De druk voor
de instrumentlucht voor de reiniging van het filter moet minimaal vijf keer hoger zijn dan
de drukwaarde. De normale instelling van de instrumentlucht is 3 bar.
4 Aansluiting monsteringang (snelle
lus)
5 Handmatige monsteringangsklep
6 Aftapventiel
Tabel 4 Klepstanden—Posities
A: Normaal
Open
Open
Gedeeltelijk gesloten
W A A R S C H U W I N G
Afbeelding 7
en
Tabel 4
B: Onderhoud
C: Spoelen met water
Open
Gesloten
Gesloten
Gedeeltelijk gesloten
voor de klepinstellingen tijdens
7 Filter
8 Handmatige monsteruitgangsklep
Uitschakeling
Open
Gesloten
Open
23