R
3 KALIBRATIE RUWE OPPERVLAKKEN
1. Kies uit de bijgeleverde folies de waarde die het dichtst ligt bij de laagdikte van de coating die u meet.
2. Plaats de magneet op de folie en het ongecoate ruwe substraat en verricht een meting. Noteer het
verschil tussen de foliemaat en de waarde die de aanwijzer aangeeft.
3. U dient de schaal aan te passen met een waarde gelijk aan de lineaire afstand tussen de
daadwerkelijke meting en de foliemaat. Doe dit door het duimwiel vast te houden en het schaalwiel
met de klok mee te draaien. Voor heel ruwe oppervlakken kan het nodig zijn om deze bewerking te
herhalen totdat u de correcte gemiddelde meting bereikt.
4. Controleer de meting en maak de benodigde aanpassing: Bij een hoge meting draait u het schaalwiel
met de klok mee. Bij een lage meting draait u het schaalwiel tegen de klok in.
HERKALIBRATIE VAN METER VOOR HET METEN VAN EEN GLAD OPPERVLAK
1. Draai het duimwiel met de klok mee totdat de aanwijzer op nul staat.
2. Blokkeer met uw duimnagel het schaalwiel en draai met de andere duim het duimwiel tot de rode en
zwarte lijnen samenvallen.
3. Controleer de nauwkeurigheid van het instrument met behulp van gecoate standaarden.
ASTM-METHODE VOOR HET METEN VAN RUWE OPPERVLAKKEN
Deze methode is ontworpen door de Steel Structures Painting Council (SSPC), aangenomen door de
ASTM in de VS en wordt algemeen gebruikt voor een aantal toepassingen op de werkvloer. Als het
instrument is gekalibreerd op een glad oppervlak dient u metingen te verrichten op een ongecoat ruw
oppervlak en daarna op het gecoate ruwe oppervlak. De laagdikte wordt bepaald door het gemiddelde van
de metingen op het gecoate ruwe oppervlak af te trekken van de gemiddelde metingen op het ongecoate
oppervlak.
4