2. Sleutellengte: (Key Length:)
Selecteer 64-bits (64 bit) of 128-bits (128 bit).
3. Sleutelindeling: (Key Format:)
Selecteer ASCII of Hex.
4. Sleutel-id: (Key ID:)
Selecteer de sleutel-id (index) die is ingesteld op het toegangspunt.
Opmerking
• Als de printer is aangesloten op een AirPort-basisstation via een LAN:
Wanneer de printer via een LAN is aangesloten op een AirPort-basisstation, bevestigt u de
instellingen bij Draadloze beveiliging (Wireless Security) van AirPort Utility.
• Selecteer 64-bits (64 bit) als WEP - 40 bits (WEP 40 bit) is geselecteerd voor de
sleutellengte in het AirPort-basisstation.
• Selecteer 1 bij Sleutel-id: (Key ID:). Anders kan de computer niet met de printer
communiceren via het toegangspunt.
5. Verificatie: (Authentication:)
Selecteer de verificatiemethode om de toegang van de printer tot het toegangspunt te verifiëren.
Normaal gesproken selecteert u Automatisch (Auto). Als u de methode handmatig wilt opgeven
selecteer u Open systeem (Open System) of Gedeelde sleutel (Shared Key) volgens de
instellingen van het toegangspunt.
7. Klik op OK.
Belangrijk
• Als de printer niet kan communiceren met de computer nadat het coderingstype van de printer is
gewijzigd, zorgt u dat het coderingstype van de computer en het toegangspunt overeenkomt met
dat van de printer.
Hexadecimaal (Hex) 10 tekens
271
26 tekens