4.9 NOODSTOP
Als vereiste NOODSTOP-inrichting fungeert de betreffende hoofdschakelaar op de regeleenheid. (Dit
betreft de SCU op de MVE1 of de drukregeleenheid, indien de navulcomponenten daarmee worden
geregeld).
Als aanvullende veiligheidsketens met NOODSTOP-inrichtingen nodig zijn gezien het ontwerp en de
bedrijfsmodus van de warmtegenerator, moeten deze op locatie worden gemonteerd.
4.10 Persoonlijke beschermingsmiddelen
Gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) voor alle risicovolle werkzaamheden en
activiteiten (zoals lassen) om verwondingen te minimaliseren of helemaal te voorkomen als geen
andere maatregelen mogelijk zijn. De PBM moeten voldoen aan de gestelde eisen van de klant of
bediener die de opstellingsruimte of de constructielocatie betreedt.
Onverlet blijft dat voor het gebruik de specificaties van de opstellingsruimte in acht moeten worden
genomen: Er zijn geen beschermende apparaten nodig. De minimumeisen zijn nauwsluitende
kleding en stevig gesloten antislipschoeisel.
Bij andere uit te voeren werkzaamheden is lichaamsbescherming vereist (zoals bij transport en
opstelling: Stevige, nauwsluitende kleding, voetbescherming [veiligheidsschoenen met verstevigde
neuzen], hoofdbescherming [veiligheidshelm], handbescherming [veiligheidshandschoenen];
Onderhoud, reparatie: Stevige, nauwsluitende werkkleding, voetbescherming, handbescherming,
oog- of gelaatsbescherming [veiligheidsbril]).
4.11 Te hoge druk en temperatuur
Apparatuur die wordt gebruikt met navulsystemen/-modules moet er op betrouwbare wijze voor
zorgen dat de toegestane positieve bedrijfsdruk en de toegestane mediumtemperatuur niet kunnen
worden overschreden. Overschrijding van de druk- en temperatuurgrenzen kan resulteren in
overbelasting van de component, onherstelbare schade, storingen en, als gevolg daarvan, ernstige
verwondingen en/of zaakschade. Controleer regelmatig deze veiligheidsrelevante apparatuur.
4.12 Proceswater
Watersoorten, niet-ontvlambaar, zonder vaste stoffen of lange vezels, die met hun bestanddelen
geen gevaar opleveren voor de gebruiksklaarheid en de watervoerende onderdelen van het
navulsysteem (zoals drukvoerende componenten) niet beschadigen of overmatig beïnvloeden.
Watervoerende componenten zijn het leidingwerk, apparatuur- en systeemaansluitingen, en
de fittings en sensoren daarin. Het gebruik met niet-toegestane media kan leiden tot storingen
en onherstelbare beschadiging van de component, en daardoor ernstige verwondingen en/of
zaakschade veroorzaken. Het bedrijfs-/navulmedium moet voldoen aan de eisen uit VDI 2035!
De geleidbaarheid van ontzilt water dient tussen 10 en 100 μS/cm te bedragen bij een pH-waarde
die niet hoger is dan de toegestane limieten als vermeld in VDI 2035, al naargelang het gebruikte
materiaal.
94
Manual NFE-MVE