Montage en installatie
NL
7.3.5 Uitwendige bedrading
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
NL
• De aansluitkabels conform de handleiding door de leidinginvoeren in de behuizing
NL
leiden. Waarborg, dat de diameter overeenkomt met de nominale diameter van de
NL
leidinginvoer.
• De zeskantmoeren van de leidinginvoer zodanig vast aantrekken, dat de dichtheid van
NL
de behuizing en de trekontlastingsbescherming van de aansluitlocaties zijn
NL
gewaarborgd.
NL
Aandraaimomenten uit de gebruikershandleidng van de componenten halen.
• Aansluitkabels zodanig installeren, dat de voor de betreffende aderdiameter
NL
toegelaten minimale buigradii niet worden onderschreden en mechanische
NL
beschadigingen van de aderisolatie aan scherpe of bewegende metalen
NL
onderdelen door de installatie zijn uitgesloten.
Aansluitklemmen
De schroeven van de aansluitklemmen met het gespecificeerde aanhaalmoment
bevestigen. Zie daarvoor de specificaties van de fabrikant.
24
Besturing en verdeling
in drukvaste inkapseling
Serie 8264/5
Explosiegevaar door onvoldoende beschermende maatregelen!
Niet-inachtneming leidt tot ernstig of dodelijk letsel.
• Door een geschikte keuze van de gebruikte kabels en door de
wijze van leggen ervoor zorgen dat maximaal toegestane
adertemperaturen niet overschreden worden.
• Bij het gebruik van adereindhulzen moeten deze met geschikt
gereedschap worden aangebracht.
• Isolatievermogen en scheidingsafstanden tussen intrinsiek veilige
en niet intrinsiek veilige stroomkringen conform IEC/EN 60079-14,
paragraaf 12 in acht nemen.
• Alleen apart gekeurde en met EG-typekeuringscertificaat
goedgekeurde leidinginvoeren en afsluitdoppen gebruiken.
• Aderisolatie tot aan de klem invoeren.
• Ader bij strippen niet beschadigen (bijv. ingekerfd).
• Altijd aarding aansluiten.
Gegevens met betrekking tot potentiaalvereffening (PA),
beschermingsleiding (PE) en intrinsiek veilige stroomkringen zijn
opgenomen in de documentatie van de ingebouwde apparaten.
GEVAAR
312379 / 8264630300
2020-01-14·BA00·III·nl·05