789/787B
Gebruikersaanwijzing
Elektrische parameters meten
Volg onderstaande stappen in de opgegeven volgorde om
metingen te verrichten.
1.
Steek de meetsnoeren in de desbetreffende
aansluitingen.
2.
Zet de draaischakelaar op de gewenste functie.
3.
Raak met de probes de meetpunten aan.
4.
Bekijk de resultaten op het LCD-display.
Ingangsimpedantie
Voor de spanningsmeetfuncties is de ingangsimpedantie
10 MΩ. Zie de 'Specificaties' voor nadere informatie.
Bereiken
Een meetbereik bepaalt de hoogste waarde en resolutie
die door de meter kunnen worden gemeten. De meeste
meetfuncties van de meter hebben meer dan één bereik
(zie 'Specificaties').
Controleer of het juiste bereik is geselecteerd.
•
Als het bereik te laag is, geeft het display OL
(overbelasting) weer.
•
Als het bereik te hoog is, geeft de meter niet zijn
meest nauwkeurige meting weer.
18
Gewoonlijk kiest de meter het laagste bereik waarmee het
aangelegde ingangssignaal kan worden gemeten (het
display geeft Auto Range weer). Druk op R om het
bereik te vergrendelen. Telkens als op R wordt
gedrukt, kiest de meter het volgende hogere bereik. Bij
het hoogste bereik gaat de meter terug naar het laagste
bereik.
Als het bereik is vergrendeld, hervat de meter
automatisch bereik als hij in een andere meetfunctie
wordt gezet of als R 1 seconde wordt ingedrukt.
Dioden testen
Ga als volgt te werk om een enkele diode te testen:
1.
Steek het rode meetsnoer in de aansluiting
V en het zwarte meetsnoer in de aansluiting
COM.
2.
Zet de draaischakelaar op
3.
Druk op J (blauw.) Het symbool D verschijnt op
het display.
4.
Laat de rode probe contact maken met de anode en
laat de zwarte probe contact maken met de kathode
(zijde met band of banden). De meter moet de juiste
diodespanningsval weergeven.
5.
Verwissel de probes. De meter geeft OL weer, wat
wijst op een hoge impedantie.
De diode is goed bevonden als hij de tests in stap
4 en 5 met succes voltooit.
V
.