Instelling van de tellerconstanten (impulsratio):
In het Expert-menu Instellingen > Energieteller
moeten de impulsratio-instellingen van alle geïn-
stalleerde energietellers worden uitgevoerd. In het
Expert-menu Instellingen > Warmtepomp > FV-
stroomgebruik moeten vervolgens de volgende
instellingen worden aangepast:
1.
Voor de juiste vermogensbalans wordt over-
eenkomstig de tellertoewijzing de beschik-
bare variant geselecteerd.
2.
De tarieven voor netopbrengst, voeding en
evt. voor de vergoeding van eigengebruik
moeten worden ingesteld.
3.
Het temperatuurverschil voor de langdurige
beïnvloeding van de streefwaarde voor
warmwater en verwarming instellen.
4.
Factor voor het nominale WP-vermogen
instellen. De parameter geeft aan met welke
factor het overschot het geprognosticeerde
stroomverbruik van de warmtepomp moet
overtreffen. Bij 1,0 wordt de streefwaarde
verhoogd, zodra het overschot gelijk is aan
de geprognosticeerde stroomverbruik, bij 2,0
moet het overschot twee keer zo groot zijn.
De factor wordt gebruikt om een takt van de
warmtepomp te vermijden. Standaardinstel-
ling is 1,2.
5.
Voor het vergelijken van het overschot met
het nominale WP-vermogen wordt niet de
huidige waarde maar de gemiddelde waarde
van het FV-vermogen gedurende een
bepaalde periode gebruikt. Deze periode kan
via deze parameter worden vastgesteld. De
demping wordt bovendien gebruikt om een
takt van de warmtepomp bij kortstondige wij-
zigingen in het vermogen (bijv. schaduw door
wolken) te vermijden. Standaardinstelling is
15 minuten.
Neem bij de gebruikte stroomtellers de moge-
lijke impulsratio's in acht. Om een maximaal
eigen gebruik van de zelf gegenereerde stroom
te bewerkstelligen, is een impulsratio van ten
minste 500 lmp/kWh vereist.
De volgende impulsratio's kunnen op de Smart-
Control worden ingesteld:
1,60,75,96,100,120,150,200,250,375,450,480,
500,600,750,1000,2000,5000,10000.
17