Serie 6350
Maak vóór de installatie alle leidingen van de regelaar
schoon en controleer of de regelaar tijdens vervoer niet is
beschadigd en of er geen vreemde stoffen in de regelaar
terecht gekomen zijn. Voor NPT-pijpdraden: breng
afdichtingsmiddel aan op de uitwendige pijpdraden. Voor
flenzen: gebruik geschikte lijnpakkingen en monteer
pijpen en bouten op vakkundige wijze. U kunt de regelaar
in elke gewenste positie installeren (tenzij anders
aangegeven), maar zorg dat de stroming door het
kleplichaam in de richting van de pijl beweegt.
Opmerking
Het is belangrijk dat de regelaar zo geïnstalleerd is
dat het ontluchtingsgat in de veerhuis nooit
belemmerd word. Bij buiteninstallatie mag de
regelaar niet te dicht bij het verkeer geplaatst
worden. Zorg dat er geen water, ijs en andere
vreemde materialen via de ontluchting in de
veerkast terechtkomen. Plaats de regelaar niet
onder een dakrand of regenpijp en zorg dat de
regelaar boven een eventuele laag sneeuw uitkomt.
Overdrukbeveiliging
De aanbevolen druklimieten zijn op de naamplaat van de
regelaar gedrukt. Als de werkelijke inlaatdruk groter is dan
de maximaal toegestane uitlaatwerkdruk, moet er
overdrukbeveiliging
Overdrukbeveiliging moet ook aangebracht worden als
de regelaarinlaatdruk groter is dan de veilige werkdruk
voor apparatuur afwaarts.
Onderdelenlijst type 6351
Sleutel Beschrijving
1
Hoofdgedeelte
2
Kap
3
Hoofdgedeeltestop-eenheid
4
Binnenste klepeenheid
6
Klepveer
7
Diafragma-eenheid
8
Veerzitting boven
9
Regelveer
10
Stelschroef
11
Borgmoer
12
Machineschroef
22
Pijpnippel
24
Filter serie P590
35
Ontlasteenheid
42
Ontlastklepeenheid
32A6985
GEDETAILLEERDE AFBEELDING
VEERKAST EN ONTLUCHTING VOOR
2
aangebracht
worden.
34A6635
MONTAGE TYPE 661
Zelfs als de regelaar onder de maximale druklimiet
gebruikt word, kunnen externe bronnen schade
veroorzaken en kunnen er losse stukken in de lijn
terechtkomen. De regelaar moet op schade gecontroleerd
worden na elke overdruksituatie.
Opstarten
De regelaar wordt in de fabriek afgesteld op een punt
ongeveer midden van de veerbereik of de gewenste druk,
dus wellicht moet u de regelaar de eerste keer zelf
bijstellen om de gewenste resultaten te bereiken. Na
voltooiing van de installatie en nadat de ontlastkleppen
correct afgesteld zijn, opent u langzaam de afsluiters
opwaarts en afwaarts.
Afstelling
U kunt de uitlaatdruk veranderen door het afnemen van
de afsluitkap of de borgmoer los te maken en de
instelschroef rechtsom te draaien om de uitlaatdruk te
verhogen, of linksom om de druk te verlagen. Controleer
tijdens het afstellen de uitlaatdruk met een manometer.
Breng de afsluitkap weer aan of zet de borgmoer vast om
de gewenste afstelling te handhaven.
Buiten bedrijf stellen (Uitschakelen)
Ter voorkoming van persoonlijk letsel als gevolg
van plotseling vrijkomende druk, moet u de
regelaar voor demontage van alle druk isoleren.
COMPLETE PILOT MET AFBEELDING VAN STANDAARD
VEERKASTCONSTRUCTIE
Figuur 1: Piloteenheid type 6351