Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Drukinstelling; Instellen Van De Spanning Van De Draadhaspelrem; Afbrandvertraging; Werkstukkabel - Kemppi MF 29 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

• Maak het draadeinde los van de haspel en knip de omgebogen lengte af. Wees voorzichtig
dat de draad zich niet afwikkelt van de haspel.
• Het draadeinde moet ongeveer 20 cm recht zijn. Zorg ervoor dat het draadeinde
geen scherpe kanten heeft (afvijlen indien nodig). Een scherp draadeinde kan de
draaddoorvoerpijp, de liner en het draadmondstuk van het laspistool beschadigen.
• Trek een stukje draad los van de draadhaspel. Voer de draad door de achterste draaddoorvoer
naar de aandrijfrollen. Laat de drukhevel op de aandrijfrollen zitten!
• Druk de laspistoolschakelaar in en leid een stuk draad door de aandrijfrollen naar het
laspistool. Zorg er voor dat de draad in de groeven van beide aandrijfrollen zit!
• Druk de pistoolschakelaar in tot dat de draad uit het draadmondstuk komt.
• De automatische invoering kan bij dunne draad soms mis gaan (Fe, FC, Ss: 0,6
– 1,0 mm). Dan kan het mogelijk zijn dat de aandrijfrollen losgemaakt moeten worden
Al: 0,8
en de draad met de hand door de aandrijfrollen gevoerd moet worden.
3.5

Drukinstelling

Het aanpassen van de druk van de aandrijftrollen gebeurt d.m.v. schroef (20) zodat de draad
gelijkmatig in de draaddoorvoerpijp gevoerd wordt. De draad mag niet gaan slippen bij de
aandrijfrollen als de draad die uit het draadmondstuk komt een kleine weerstand ondervindt.
Een te grote druk veroorzaakt het platdrukken van de draad en het beschadigen van de
LET OP!
beschermlaag. Het veroorzaakt wrijving en onnodige slijtage aan de aandrijfrollen.
3.6

Instellen van de spanning van de draadhaspelrem

A
De remkracht kan worden ingesteld door de schroef (B) in de draadhaspelnaaf te verdraaien ( met
de wijzer van de klok mee).
De remkracht moet zo ingesteld zijn dat de draad niet te ver afrolt van de draadhaspel wanneer
de aandrijfrollen tot stilstand komen. De benodigde remkracht is erg afhankelijk van de
draadaanvoersnelheid die men gebruikt.
Wanneer men de rem te strak zet, zal de motor onnodig worden belast.
3.7

Afbrandvertraging

De elektronica in de draadaanvoerunit is zo gemaakt dat wanneer men stopt met lassen, het
draadeinde niet vastsmelt aan het draadmondstuk of het werkstuk. Dit werkt geheel automatisch,
onafhankelijk van de draadaanvoersnelheid. Het kan ook worden aangepast vanuit het stroombron
SETUP-menu (PoC).
3.8

Werkstukkabel

Bevestig de klem van de werkstukkabel zorgvuldig, bij voorkeur direct op het te lassen werkstuk.
Het contactoppervlak moet zo groot mogelijk zijn.
Reinig het oppervlak van verf en roest!
Gebruik voor uw MIG installatie bij voorkeur kabels met een doorsnede van tenminste 70 mm². Te
dunne kabels kunnen spanningsverlies en oververhitting veroorzaken.
Wees er zeker van dat het gebruikte pistool ontworpen is om de max. lasstroom die men wil
gebruiken aan te kunnen!
Gebruik nooit een beschadigd pistool!
© Kemppi Oy / 1736
B
– 0,8 mm,
NL
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave