3.4.9 Montage van de collectortemperatuursensor
De montageopeningen voor de collectortemperatuursensor zitten links- en rechtsboven op de zijkanten van het collectorframe, ca.
10 cm onder de bovenste aansluiting. De montageopeningen zijn bij aflevering m.b.v. doppen afgesloten. De collectortemperatuur-
sensor aan die kant van de collector monteren, waarop de aanvoerbuis wordt aangesloten.
1. De sensordop verwijderen (Afb. 3-46).
2. De collectortemperatuursensor tot aan de aanslag in de platte collector schuiven (zie Afb. 3-47). Daarbij moet de sensor op
de absorberplaat worden vastgeklemd.
3. Trek de siliconenkabel van de collectortemperatuursensor naar de dakdoorvoer (met druppelbocht) en bevestig hem met
kabelbinders aan de montagerail of aan de aansluitleiding (Afb. 3-48).
Afb. 3-46 Stap 1
4. Aan de binnenkant van het dak de siliconenkabel van de collectortemperatuursensor met de aanvoerkabel van de
collectortemperatuursensor van de pompunit (
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
Wanneer u twee of meer collectorrijen plaatst, moeten die via een potentiaalcompensatieverbinding met elkaar
worden verbonden. Potentiaalcompensatieklemmen zijn:
–
in het pakket EKSCONRVP en
–
in het pakket EKSCONLCP opgenomen.
LET OP!
Door onweer geïnduceerde spanningen worden niet langs de verbindingsbuizen afgevoerd. Deze spanningen
kunnen onder bepaalde omstandigheden zich via de collectorsensor tot aan de regelaar uitbreiden en daarmee
beide beschadigen.
•
Potentiaalcompensatie ("aarding") tussen fundament en zonne-energie-collectorveld realiseren.
Dit mag uitsluitend door een geautoriseerde vakman (elektricien) en overeenkomstig de plaatselijke
voorschriften worden uitgevoerd.
LET OP!
Indringend vocht kan de sensor beschadigen.
•
Zorg er bij het leggen van de kabel voor dat er geen regenwater naar het invoerpunt van de sensor kan
lopen.
Afb. 3-47 Stap 2
Afb. 3-48 Stap 3
EKSRPS3 c.q.
EKSR3PA) verbinden.
3
x
Montage
Installatiehandleiding
25