3.4.6 Platte collector hydraulisch aansluiten (drukloos systeem)
Als de verbindingsleiding van EKSCON15 c.q. EKSCON20 niet volstaat om de afstand tussen boiler en zonne-energie-collectorveld
te overbruggen, kan die afhankelijk van de grootte van het zonne-energie-collectorveld worden verlengd.
Verlengingspakketten EKSCONX25 (2,5 m), EKSCONX50 (5 m) en EKSCONX100 (10 m) worden aangeboden.
De tips voor de te realiseren leidingslengten in Tab. 3-2, Pagina 11 in acht nemen.
Tips voor het monteren van de leidingen
1. Leg de verbindingsleiding met constant verval tussen de platte collectoren en de plek waar de boiler staat.
2. Het zonne-energie-collectorveld aansluiten aan tegenover elkaar liggende zijden en zodanig uitlijnen, dat de retouraansluiting
(onder) op het laagste punt van het zonne-energie-collectorveld is gemonteerd (systeemconcepten hoofdstuk 3.2.,
Pagina 10).
3. Verwijder op de plek waar de dakdoorvoer is gepland (een tot twee rijen dakpannen onder de aansluitbuizen van de collector)
drie dakpannen.
4. De verbindingsleiding tot aan de dakdoorvoer verleggen en bevestigen (bijv. met zadelklemmen).
5. Snijd de dakisolatie onder de dakdoorvoer weg of open, zodat u de retourleiding (Ø 18 mm) er doorheen kunt halen en u ze
met voldoende helling naar de dakdoorvoer kunt plaatsen.
6. Voer de verbindingsleidingen op de geplande plaatsen door de dakbedekking. Om een ononderbroken isolatie te garanderen
(ook in het dak) moet u de isolatie ter hoogte van de verbindingspunten afsluiten (bijv. met plakband).
7. Snijd de isolatie van de verbindingsleidingen zo weg dat u de verbindingsleidingen door de desbetreffende dakdoorvoer kunt
voeren (Afb. 3-29).
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
LET OP!
De uitzetting door warmte van de kunststof buizen in de verbindingsleiding bij langere horizontale trajecten
met een slechts gering verval, kan de vorming van waterzakken veroorzaken.
Waterzakken tussen de bevestigingspunten voorkomen dat het systeem leeg kan lopen. Daardoor is de vorst-
bescherming niet meer gegarandeerd.
•
De leiding of op een starre hulpconstructie (bijv. profielrail, buis o.i.d.) bevestigen of de leiding in een met
verval bevestigde afvoerbuis (bijv. HT-buis) trekken.
LET OP!
Op de hele verbindingssectie tussen boiler en platte collector mag zich nergens een sifoneffect voordoen. Dit
kan immers leiden tot slechte werking en beschadiging van het materiaal.
•
Leg de leidingen nooit horizontaal, maar altijd met een constant verval (min. 2%).
Door de verschillende aansluitplaatsen alsmede afmetingen van de aanvoerverbindingsleiding (boven op de
collector/Ø 15 mm) c.q. van de retourverbindingsleiding (onder op collector/Ø 18 mm) is een verwisseling van
de leidingen uitgesloten.
•
Er daarbij zondermeer op letten dat de aanduiding voor aanvoer- en retourleiding betrekking heeft op de
platte collector als warmtegenerator.
LET OP!
Lekken in het dampscherm kunnen schade aan de constructie veroorzaken.
•
Isoleer het dampscherm ter hoogte van de doorvoeren voor verbindingsleidingen en kabels langs de
binnenzijde.
LET OP!
Bij beschadigde kunststofleidingen bestaat gevaar voor breken.
•
Beschadig bij het wegsnijden van de isolatie nooit het oppervlak van de VA zonneleidingen.
3
x
Montage
Installatiehandleiding
21