12. Montagerail in de hoogte uitlijnen (Afb. 3-10 tot Afb. 3-11).
– Bij tweezijdige aansluiting (in principe aanbevolen), moet u de montagerail met een licht verval naar de retouraansluiting
– Bij aansluiting aan één zijde (tot max. 3 collectoren) moet de montagerail exact horizontaal worden uitgelijnd. De aan-
Afb. 3-8
Afb. 3-11 De profielen afhankelijk van de
13. Leg de rij dakpannen terug op hun plaats.
14. Merk de plaats van de dakhaak op de dakpan (Afb. 3-12).
15. Verwijder ter hoogte van de opdakhaakmarkering het onderste verbindingsstuk van de dakpan. Doe dit met een hamer of een
slijpschijf (Afb. 3-13).
Afb. 3-12 De positie van de opdakhaak
16. De bovenste montagerail op de afstand van maat Y
dezelfde volgorde als bij de onderste montagerail). Er op letten dat de bovenste montagerail een vlakparallel vlak met het
contactpunt van de platte collectoren in combinatie met de onderste montagerail en de hoogteverstelling vormt.
EKSV26P/EKSH26P
Dakmontage van zonnecollectoren
4PW56021-1
plaatsen (watertoevoer op de onderste collectoraansluiting). Een tegengesteld verval moet absoluut worden voorkomen.
sluiting op tegenover elkaar liggende zijden wordt echter altijd geadviseerd. (Garantie van de automatische collectoront-
luchting c.q. leeglopen van de collectoren bij stilstand van de pomp).
Profielen op de bovenkant van de
opdakhaak vastschroeven
aansluiting waterpas c.q. met een
licht verval uitlijnen
markeren
Afb. 3-9
Profielen parallel met de dakpan
uitlijnen
Afb. 3-13 De plaats van de dakhaak op de
dakpannen markeren en de
verbindingsstukken van de
dakpannen verwijderen
van de onderste montagerail (Afb. 3-14) monteren (montage gebeurt in
1
3
x
Montage
Afb. 3-10 Hoogteregeling van de opdakhaak
Afb. 3-14 Bovenste montagerail monteren
(maat zie Tab. 3-3)
Installatiehandleiding
17