4 Meetmethode
4.1.2
Meetbewerkingen
1
-1
30.0000
30,0000
1
Het nulpunt bepalen
1
Stel de master in die als referentie moet worden gebruikt.
2
Houd de [F2]-toets ingedrukt.
»
De vooraf ingestelde weergave ([P]) knippert en de geregistreerde vooraf ingestelde
waarde (bijv. 30,0000 mm) wordt weergegeven.
3
Bevestig de vooraf ingestelde waarde en druk vervolgens op de [F2]-toets.
»
Het nulpunt van de meting wordt als vooraf ingestelde waarde ingesteld en wordt meetbaar.
Tips
• De vooraf ingestelde waarde en het nulpunt blijven behouden, zelfs wanneer de stroom
wordt uitgeschakeld. De vooraf ingestelde waarde wordt echter gewist wanneer alle
reset is uitgevoerd en moet worden gereset.
• De vooraf ingestelde waarde wordt automatisch geconverteerd wanneer de eenheid
of de resolutie wordt gewijzigd. In dit geval kan echter een conversiefout optreden. Het
is daarom aan te raden om de vooraf ingestelde waarde te controleren nadat u het
systeem of de resolutie van het apparaat hebt gewijzigd.
2
Vervang de master door het werkstuk en voer de absolute meting uit.
1
-2
F2
(Kort indrukken) /
1
-3
F2
30.0000
30,0000
24
(Lang indrukken)
2
30.0000
30,0000
Nr. 99MAH054N