5.1
Hydraulische aansluitingen tot stand
brengen
5.1.1
Waterleidingen aansluiten
Waarschuwing!
Gevaar voor schade aan de gezondheid
door verontreinigingen in het drinkwater!
Afdichtingsresten, vuil of andere resten in
de leidingen kunnen de drinkwaterkwaliteit
verslechteren.
▶
Spoel alle koud- en warmwaterleidingen
grondig uit vooraleer u het product instal-
leert.
Aanwijzing
De lengte van de leidingen moet zo gering moge-
lijk zijn.
7
6
5
1
Afsluitkraan
2
Reduceerventiel (indien
waterdruk > 0,5 MPa
(5 bar))
3
Terugslagklep
4
Overstortventiel,
0,6 MPa (6 bar)
1.
Installeer in de koudwaterleiding en zo dicht mogelijk
bij de koudwaterinlaat ter plaatse een passende veilig-
heidsgroep bestaande uit:
–
Afsluitkraan
–
Reduceerventiel (indien waterdruk > 0,5 MPa
(5 bar))
–
Terugslagklep
–
Overstortventiel, 0,6 MPa (6 bar)
2.
Instelleer een voor het installatievolume voldoende
groot gedimensioneerd expansievat.
3.
Installeer een vul-/aftapkraan.
4.
Installeer ter plaatse diëlektrische aansluitingen aan
beide wateraansluitingen om de galvanische scheiding
te waarborgen.
5.
1
0020332411_00 Installatie- en onderhoudshandleiding
8
4
1
3
2
1
5
Expansievat (voldoende
groot gedimensioneerd
voor het installatievolu-
me)
6
Aftapkraan
7
Diëlektrische aansluiting
8
3-wegmengklep
Sluit de koudwaterleiding met een vlakke pakking op
de koudwateraansluiting (2) aan.
–
Draaimoment: ≤40 Nm
6.
Installeer in de warmwaterleiding ter plaatse een 3-weg
mengklep met bypass.
7.
Begrens de warmwatertemperatuur op de 3-weg
mengklep, om brandwonden te voorkomen.
8.
Sluit de warmwaterleiding met een vlakke pakking op
de warmwateraansluiting (1) aan.
–
Draaimoment: ≤40 Nm
9.
Isoleer alle warmwaterleidingen conform de geldende
voorschriften.
5.1.2
Verwarmingswater/vul- en bijvulwater
controleren en conditioneren
Opgelet!
Kans op materiële schade door minder-
waardige verwarmingswater
▶
Zorg voor verwarmingswater van vol-
doende kwaliteit.
▶
Voor u de installatie vult of bijvult, dient u de kwaliteit van
het verwarmingswater te controleren.
Kwaliteit van het cv-water controleren
▶
Neem een beetje water uit het CV-circuit.
▶
Controleer visueel het cv-water.
▶
Als u sedimenterende stoffen vaststelt, dan moet u de
installatie spuien.
▶
Controleer met een magneetstaaf of er magnetiet
(ijzeroxide) voorhanden is.
▶
Als u magnetiet vaststelt, reinig de installatie dan en
neem de nodige maatregelen voor de corrosiebescher-
ming (bijv. magnetietafscheider inbouwen).
▶
Controleer de pH-waarde van het afgetapte water bij
25 °C.
▶
Bij waarden onder 6,5 of boven 8,5 reinigt u de installatie
en conditioneert u het verwarmingswater.
▶
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het verwarmingswater
kan dringen.
Vul- en bijvulwater controleren
▶
Meet de hardheid van het vul- en bijvulwater voor u de
installatie vult.
Vul- en bijvulwater conditioneren
▶
Neem voor de conditionering van het vul- en suppletie-
water de geldende nationale voorschriften en technische
regels in acht.
Voor zover nationale voorschriften en technische regelingen
geen hogere eisen stellen, geldt het volgende:
U moet het CV-water conditioneren,
–
als de volledige vul- en bijvulwaterhoeveelheid tijdens de
gebruiksduur van de installatie het drievoudige van het
nominale volume van de CV-installatie overschrijdt of
–
wanneer de in de volgende tabel genoemde richtwaarden
niet worden aangehouden of
–
als de pH-waarde van het verwarmingswater onder 6,5 of
2
boven 8,5 ligt.
11