3. Machine- en bedieningselementen
B/3
B/3
B/7
I
Niet tegelijkertijd
rijden en remmen
De rem moet voor-
dat met rijden wordt be-
gonnen worden losge-
maakt, er kunnen bescha-
digingen optreden door
overdruk (uitval wielmotor)
Hydraulische besturing
Met de hydraulische besturing rijdt het wiel aan de
kant van de binnenbocht langzamer tot aan stil-
stand, het wiel aan de kant van de buitenbocht blijft
met gelijke snelheid rijden.
Sturen
B/4
Door bediening van de stuurhendel (B/3 of B/4)
wordt de hydraulische besturing bij lopende motor
geactiveerd.
stuurt alleen tijdens het rijden, niet bij stilstand
hoe sterker de stuurbeweging, hoe sneller de
hydraulische besturing.
Bij hoge snelheid, de stuurhendel nooit vol
W
ledig aantrekken - Slipgevaar!
Snelstop
wanneer beide stuurhendels aangetrokken wor-
den (B/3 + B/4), wordt de rijaandrijving trager
B/4
indien de stuurhendels tot aan de aanslag aan-
getrokken worden, stopt de rijaandrijving (aange-
raden bv. i.g.v. overbelasting van de motor)
- de machine-aandrijving (aftakas) blijft verder be-
staan.
Centrale rem
Om de machine in heuvelachtig terrein te kunnen
afremmen en om hem te kunnen parkeren, wordt
een gecombineerde centrale blokkeerrem gebruikt.
Centrale rem
Excenterhendel (B/7) naar achteren en boven
zwenken – beide wielen worden afgeremd.
Bij het loslaten van de excenterhendel zwenkt deze
in de uitgangspositie terug – rem is weer los.
Blokkeerrem
Excenterhendel (B/7) naar achteren en boven over
het dode punt heen zwenken. Excenterhendel blijft
automatisch staan – beide wielen zijn geblokkeerd.
Voor het deblokkeren van de blokkeerrem moet de
excenterhendel in de uitgangspositie worden te-
ruggebracht – rem is weer los.
agria Eenassige tractor 2500 Hydro
3
25