2.2.4 Eindschakelaar
In direct gestuurde elektrische kettingtakels is geen eindschakelaar ingebouwd. Er moet op gelet worden dat tijdens het gebru-
ik niet tegen de behuizing wordt aangestuurd. De eindschakelaar van de met contactor gestuurde elektrische kettingtakels is
alleen toegestaan voor stuurspanning tot maximaal 230 V AC.
In elektrische kettingtakels met relaisbesturing is standaard een eindschakelaar ingebouwd. Deze is ook geschikt als regelmatige eindbe-
grenzing met een hoge schakelnauwkeurigheid. De functie van de eindschakelaar (hoogste en laagste haakstand) moet bij de inbedrijfstel-
ling gecontroleerd worden. Er zijn vier verschillende, aan de slag aangepaste overbrengingsmechanismen leverbaar:
LPM/LPML 250
Transmissie
i = 1:1
i = 1:1.5
i = 1:3
i = 1:6
LP/LPL 500
Transmissie
i = 1:1
i = 1:1.5
i = 1:3
i = 1:6
LP 1000
Transmissie
i = 1:1
i = 1:1.5
i = 1:3
i = 1:6
LP 1600
Transmissie
i = 1:1
i = 1:1.5
i = 1:3
i = 1:6
LP 2500
Transmissie
i = 1:1
i = 1:1.5
i = 1:3
i = 1:6
Beschrijving van de instelling (zie afbeelding 2-17):
• Voorbereiding alleen bij model LPM/LPML 250: De schroeven (1 + 2) losdraaien en het klemmenblok (3) wegdraaien (zie afbeelding
2-18).
• Vóór het intrekken van de ketting of bij het vervangen van een ketting moet de eindschakelaar mechanisch inactief gezet worden door
op de kanteltoets (1) te drukken.
• De ketting intrekken.
• De hoogste haakstand aanbrengen, het rode schakeltandwiel (2, achter) naar de schakelnok van de eindschakelaar boven (3) draaien
(rechtsom draaien voor diepere haakstand, hogere haakstand linksom draaien).
• De kanteltoets (1) activeren (moet in het schakeltandwiel grijpen).
• De diepste haakstand aanbrengen, op de kanteltoets (1) drukken en het groene schakeltandwiel (4, voor) naar de schakelnok
van de eindschakelaar onder (5) draaien (rechtsom draaien voor diepere haakstand, hogere haakstand linksom draaien).
• De kanteltoets (1) activeren (moet in het schakeltandwiel grijpen).
• De functie van de eindschakelaar controleren: De eindaanslag en de haakuitrusting mogen niet op behuizing lopen.
• De functie van de noodeindschakelaar controleren: Wanneer de nageschakelde noodeindschakelaar (6) geactiveerd wordt,
is de fase van de stuurspanning onderbroken. Een verdere slagbeweging is zodoende alleen mogelijk wanneer de
noodeindschakelaar wordt overbrugd.
18
Kleur
zwart
rood
geel
blauw
Kleur
zwart
rood
geel
blauw
Kleur
zwart
rood
geel
blauw
Kleur
zwart
rood
geel
blauw
Kleur
zwart
rood
geel
blauw
Slag 1 streng [m]
14
21
42
90
Slag 1 streng [m]
19
28
57
114
Slag 1 streng [m]
30
45
90
192
Slag 1 streng [m]
34
51
102
204
Slag 1 streng [m]
42
63
126
252
Slag 2 strengen [m]
-
-
-
-
Slag 2 strengen [m]
-
-
-
-
Slag 2 strengen [m]
-
-
-
-
Slag 2 strengen [m]
-
-
-
-
Slag 2 strengen [m]
21
31.5
63
126
Swiss Lifting Solutions