De elektrische kettingtakels worden bij voorkeur in de originele verpakking getransporteerd. De levering moet op volledigheid gecontro-
leerd worden en het verpakkingsmateriaal moet worden afgevoerd. Aanbevolen wordt om de elektrische kettingtakel door geschoold vak-
personeel op de gebruikslocatie op te laten stellen en aan te laten sluiten. Op het typeplaatje moet gecontroleerd worden of de elektrische
kettingtakel met de bestelde uitvoering overeenkomt (D8 / D8 PLUS / C1).
De elektrische kettingtakel moet de volgende kenmerking hebben:
• Elektrische kettingtakel D8 .................... : Driehoek
• Elektrische kettingtakel D8 PLUS .......... : Kwadraat
• Elektrische kettingtakel C1 .................... : Cirkel
2.2 Aansluiten
2.2.1 Aansluiting elektrisch
Elektrotechnische installaties mogen uitsluitend door daartoe bevoegde vakmensen worden uitgevoerd.
Voor de netaansluiting van de elektrische kettingtakel moeten de netaansluitkabel, de zekeringsautomaat alsook de hoofdschakelaar ter
plaatse voorhanden zijn. Als toevoerleiding is voor de driefasenmodellen een 4-aderige leiding met aardleiding PE vereist. Voor eenfa-
semodellen is een 3-aderige leiding met aardleiding voldoende. De lengte en doorsnede moet overeenkomstig het stroomverbruik van
de elektrische kettingtakel worden gedimensioneerd. Het elektrisch schema bevindt zich in het deksel van de elektrische kettingtakel. Bij
D8 PLUS elektrische kettingtakels moet de stroomaansluiting na het bereiken van de gewenste positie door middel van een afsluitbare
schakelaar onderbroken worden.
Het besturingssysteem moet voor de bewaking voorzien zijn van een noodstopknop. De stroomaansluiting moet worden onderbroken wan-
neer de elektrische kettingtakels niet in gebruik zijn. Alleen ervaren en geschoold personeel mag het systeem of afzonderlijke elektrische
kettingtakels bedienen.
De principes volgens BGG 912/GUV-G 912 moeten worden toegepast. Er moet een kraanboek worden samengesteld dat bestaat uit de
installatiedocumentatie van de fabrikant en de testcertificaten. Schema's en beschrijvingen bij de elektrische installatie worden projectma-
tig door de betreffende besturingsfabrikant aangevuld.
• Controleer vóór het aansluiten van de elektrische kettingtakel of de op het typeplaatje aangegeven spanning en frequentie met het
aanwezige stroomnet overeenkomen.
• Het deksel van de besturingskast wegnemen.
Aansluiting met directe besturing.
• De aansluitkabel door kabelklem M25 × 1.5 in de onderste boring voeren en conform het meegeleverde schakelschema op de klemmen
L1, L2, L3 en PE aansluiten (zie afbeelding 2-1).
• Bij direct gestuurde elektrische kettingtakels zonder PMS-relais moet voor het schakelen van de rem een contact worden aangebracht.
De rem moet aan de gelijkstroomzijde worden geschakeld.
Aansluiting met relaisbesturing:
• De aansluitkabel door kabelklem M25 × 1.5 in de onderste boring voeren en conform het meegeleverde schakelschema op de klemmen
L1, L2, L3 en PE aansluiten (zie afbeelding 2-2).
• De stuurkabel door kabelklem M20 × 1.5 in de boring onder op de behuizing voeren en op de klemmen 1, 2, 3, 4, 10 aansluiten (zie
afbeelding 2-3).
Bij gebruik van een stuurschakelaar:
• De trekontlasting op de behuizing monteren (zie afbeelding 2-4).
• Het deksel van de besturingskast weer monteren.
• Om ervoor te zorgen dat de aangegeven beschermingsklasse IP 65 behouden blijft, moeten alle kabels bij de betreffende
kabelklemmen passen en de dekselschroeven moeten na het aansluiten met het in tabel 3.2.9 vermelde draaimoment
vastgedraaid worden.
• De stuurschakelaar moet aan de lijn van de trekontlasting en niet aan de kabel hangen.
De aardleiding mag tijdens bedrijf geen stroom voeren. Bij gebruik van een motorbeveiligingsschakelaar moet de stroomsterkte
conform het typeplaatje van de elektrische kettingtakel in acht genomen worden.
14
Swiss Lifting Solutions