6.19.3 Rijverlichting gebruiken
Om de rijverlichting in te kunnen schakelen,
moet het aandrijfsysteem zijn ingeschakeld.
1
Afbeelding 113: Locatie rijverlichtingtoets (1)
Druk langer dan 1 seconde op de
verlichtingtoets.
Het voorlicht en het achterlicht worden tegelijk
ingeschakeld (het pictogram rijverlichting
wordt weergegeven) resp. uitgeschakeld (het
pictogram rijverlichting is uitgeschakeld).
6.19.4 Helderheid van de weergaven
instellen
De helderheid van de weergaven wordt geregeld
door de omgevingslichtsensor.
De omgevingslichtsensor moet schoon zijn en
mag niet afgedekt zijn.
1
2
Afbeelding 114: Locatie toets helderheid verhogen (2) en
toets helderheid verminderen (1)
Stel de helderheid van de weergave-LED's in
door te drukken op de toets helderheid
verhogen of de toets helderheid verminderen.
MY22P0a - 56_1.0_03.12.2021
Over deze gebruikshandleiding
6.19.5 Duwondersteuning gebruiken
VOORZICHTIG
!
Letsel door pedalen en wielen
De pedalen en het aandrijfwiel draaien bij gebruik
van de duwondersteuning. Wanneer de wielen
van de pedelec bij gebruik van de
duwondersteuning geen contact maken met de
ondergrond (bv. tijdens het tillen op een trap of
het beladen van een fietsdrager) bestaat gevaar
voor letsel.
Gebruik de duwondersteuningsfunctie
uitsluitend tijdens het duwen van de pedelec.
Tijdens gebruik van de duwondersteuning
moet de pedelec met beide handen veilig
worden geleid.
Zorg voor voldoende bewegingsruimte voor de
pedalen.
De duwondersteuning ondersteunt bij het duwen
van de pedelec. De snelheid de
duwondersteuning is afhankelijk van de
ingeschakelde versnelling. Hoe lager de
geselecteerde versnelling, hoe lager de snelheid
van de duwondersteuning (bij vol vermogen). De
maximale snelheid bedraagt 6 km/h.
Om de aandrijving te ontzien, wordt voor duwen
bergop de eerste versnelling aanbevolen.
Afbeelding 115: Locatie duwondersteuningstoets (1)
1
118