Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

6.20.2.1 Tijdens het rijden

Het ABS-controlelampje moet na het opstarten
van het systeem branden en na het wegrijden bij
ca. 5 km/h doven.
 Wanneer het ABS-controlelampje na het
opstarten van het elektrische aandrijfsysteem
niet brandt, is het ABS defect.
 Op het display wordt een storingscode
weergegeven.
Wanneer het controlelampje na het wegrijden niet
dooft of tijdens het rijden gaat branden, duidt dat
op een storing in het ABS. Het ABS is dan niet
meer actief. De reminstallatie zelf blijft werken,
alleen is de ABS-regeling niet beschikbaar. Bij
een brandend ABS-controlelampje is de ABS-
functie niet actief.
 Pas uw rijstijl aan aan de betreffende
omgevingsomstandigheden en uw persoonlijke
rijvaardigheid.
 Bedenk altijd, dat het ABS de remweg kan
verlengen.
 Verminder snelheid op gladde ondergronden.
Rem tijdig en gedoseerd.
Aanwijzing
Het ABS-controlelampje kan gaan branden
wanneer onder extreme rijomstandigheden de
toerentallen van het voor- en achterwiel sterk van
elkaar afwijken, bv. bij rijden op het achterwiel of
wanneer het wiel ongewoon lang zonder contact
met de ondergrond draait (montagestandaard).
Daarbij wordt het ABS uitgeschakeld.
 Om het ABS weer in te schakelen, moet de
pedelec worden gestopt en opnieuw worden
opgestart (uit- en weer inschakelen).
MY22P0a - 56_1.0_03.12.2021
Gebruik
122

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave