Installatie
Ø a
Ø b
85 tot 104
140 tot 175
M8
c
d
45°
Gasaansluiting
De aansluiting tussen het gasdistributienet
en het gasregelblok dient door een monteur
te worden uitgevoerd. De doorsnede van
de leidingen dient dusdanig berekend te
zijn dat het drukverlies niet meer bedraagt
dan 5% van de gastoevoerdruk.
Montage van de gasregelblock
• Neem de afsluitingen A, B en C weg.
• Controleer dat de afdichtingsring J1
aanwezig is en op correcte wijze op de
flens is gemonteerd.
• Monteer de verdeler rechts en links, en
vervolgens de afsluiter (richting van de
pijl) met de bobines verticaal omhoog.
Voor het regelblok dient een handafsluiter
(kwartslag) te worden gemonteerd (niet
Elektrische aansluiting
De elektrische gegevens (spanning,
frequentie, vermogen) staan op het
kenplaatje vermeld.
Minimale doorsnede van de geleiders :
2
1,5 mm
Veiligheidsvoorziening :
min 6,3 A met vertraagde werking.
Voor de verbindingen wordt verwezen naar
de elektrische schema's :
het schema dat samen met de brander
wordt geleverd en het schema dat met
zeefdruk op contactdoos 7P is aangebracht.
• De polariteit van tussen fase en neutraal
in acht nemen. De aarding dient te
worden aangesloten en getest.
Omschakelen van aardgas naar
propaangas
• Draai de vier schroeven 5 op de plaat
vijf slagen los.
• Verwijder de plaat door ze naar u toe te
trekken tot ze volledig verwijderd is.
• Hang de plaat aan haak 7.
• De contramoer van de gasleiding
losschroeven in de zin van de wijzers
van de klok.
• De schroef met bolvormige kop E
volledig losmaken in de richting
tegengesteld aan de wijzers van de klok.
• De verbrandingsorganen uitnemen.
• De drie schroeven op de deflector
afnemen
0003 / 13 005 596B
Montage
De brander wordt op de ketel gemonteerd door
middel van de meegeleverde flens. De gaten
dienen volgens het hiernaast aangeduide
schema op de frontplaat te worden geboord. De
flensring kan als model worden gebruikt.
• De flens en de pakkingring op de ketel
monteren. De afdichting op lekken controleren.
De brander dient met de spiraal naar beneden
gericht gemonteerd te worden 1. Indien nodig, kan
de brander met de spiraal naar boven gericht
gemonteerd worden 2. De documentatiemap bevat
een zelfklevend instructieplaatje dat in dit geval op
het toestel dient geplakt te worden (bij T>10° C).
• Het mondstuk in de flens aanbrengen (voor
deze montage : zie de handleiding van de ketel).
• De beugel vastzetten, waarbij de achterkant
van de brander licht opgetild dient te worden.
meegeleverd). De gemonteerde
tussenstukken en schroefdraden dienen te
voldoen aan de van toepassing zijnde
normen (conische koppelschroefdraad en
cilindrische contraschroefdraad met
gecontroleerde afdichting). Dit type
assemblage kan niet gedemonteerd worden.
Men dient voldoende ruimte om het
regelblok te voorzien om de verschillende
afstellingen te kunnen uitvoeren. De
toevoerleiding moet op correcte wijze
afgetapt zijn.
De lekdichtheid van de ter plaatse
uitgevoerde aansluitingen dient door middel
van speciaal hiervoor bestemd zeepsop te
worden gecontroleerd. De installatie dient
absoluut lekvrij te zijn.
Tussen de aarding en de neutrale geleider
mag geen enkele spanning zijn. Indien
nodig een scheidingstransformator van
250 VA installeren. De aansluiting van de
gasverdeelleiding vindt plaats met behulp
van stekkers die via bedrading met de
brander verbonden zijn.
Opties :
Aansluiting aan de buitenkant :
–
van een alarm tussen S3 en N
–
van een urenteller tussen B4 en N.
• De afsluiting GP Ø27, die op de plaat is
aangebracht, opnemen en op de
deflector aanbrengen.
• De drie schroeven aanbrengen en
krachtig aanschroeven.
• Het geheel opnieuw monteren in de
omgekeerde volgorde van het
demonteren.
• Controleren dat de afdichtingsring J2
aanwezig is en op correcte wijze
aangebracht.
• De plaat vastzetten.
5