6 Gewenste waarde voor werkelijk vermogen en blindvermogen instellen
6.2.9 Procedure "PFCnstAnIn"
Het gewenste blindvermogen wordt via een analoog signaal op de ingangsklemmen voor de
instelling van de gewenste waarde ingesteld (zie de meegeleverde installatiehandleiding). Normaal
gesproken wordt dit via een rondzendsignaalontvanger gerealiseerd.
De analoge waarde wordt naar een vermogensfactor omgerekend. De stroomsterkte van het
aangesloten signaal bepaalt de instelling van de gewenste waarde.
De analoge meetwaarden moeten tussen 4 mA ... 19 mA liggen. Als het analoge signaal lager dan
2 mA is, wordt de foutmelding in de actuele waarde "Q-VArModFailStt" gegenereerd.
Signaal
< 2 mA
2 mA ... 4 mA
4 mA
11,5 mA
> 19 mA
De analoge waarde wordt naar een gewenste waarde voor de vermogensfactor omgerekend.
Hierbij vormt de parameter "PFAbsMin" het start- en eindpunt van de lineaire karakteristiek.
Gebruikte parameters
52
SCxxxHE-20-BE-BNL111210
Vermogensbegrenzing
laatste geldige waarde of 1 na
herstart
PFAbsMin / capatitief
PFAbsMin / capatitief
1
PFAbsMin / inductief
PFAbsMin
SMA Solar Technology AG
Beschrijving
Signaal bevindt zich in een
ongeldig bereik.
Het maximale, negatief
opgewekte blindvermogen
wordt gevoed.
Startpunt van de karakteristiek.
Het maximale, negatief
opgewekte blindvermogen
wordt gevoed.
Nuldoorgang van de
karakteristiek. Er wordt geen
blindvermogen gevoed.
Eindpunt van de karakteristiek.
Het maximale, positief
opgewekte blindvermogen
wordt gevoed.
Bedrijfshandleiding