1.
Voor een eerste lokalisatie van een object volstaat
nl
een eenmalig rollen over het te meten oppervlak.
2.
Wanneer geen object gevonden is, de beweging
dwars op de oorspronkelijke richting herhalen (zie
hoofdstuk 6.1 "Werkwijze").
3.
Wanneer een gevonden object nauwkeurig geloka-
liseerd en gemarkeerd moet worden, het apparaat
over de zojuist gemeten afstand terugbewegen.
4.
Verschijnt zoals in afbeelding A een object direct
onder de middenlijn op het display, dan kan het
object in de bovenste markeerkerf op de ondergrond
worden gemarkeerd.
AANWIJZING Deze markering is echter alleen
exact, wanneer het een precies verticaal lopend
object betreft, omdat het sensorbereik zich iets
onder de bovenste markeerkerf bevindt.
5.
Voor een nauwkeurige markering het apparaat naar
links of rechts bewegen, tot het gevonden object
zich aan de buitenkanten op het display bevindt.
6.
Markeer het gevonden object naast de rechter resp.
linker markeerkerf (zie afbeelding B).
AANWIJZING Het gevonden object bevindt zich op
het kruispunt van de markeerkerven aan de boven-
kant en opzij.
6.3 Voorbeelden voor meetresultaten
AANWIJZING
In de volgende voorbeelden is het geluidssignaal inge-
schakeld.
6.3.1 Wapeningsstaal
In het sensorbereik bevindt zich een ferrometaal, bijv. een
stuk wapeningsstaal. Links en rechts daarvan bevinden
zich andere objecten buiten het sensorbereik. De globale
meetdiepte bedraagt 8 cm (3.1 in). Het apparaat geeft
een geluidssignaal af.
78
PS 38
AANWIJZING
De beste meetresultaten worden bereikt wanneer het
apparaat dwars op het verticale wapeningsstaal wordt
bewogen, zoals hierboven beschreven. De gevonden
staaf markeren, dan het apparaat naar boven of bene-
den verplaatsen en nog een meting uitvoeren om het
verloop van de zojuist gedetecteerde staaf te verifiëren.
Om het horizontale wapeningsstaal te lokaliseren, het
apparaat onder een rechte hoek draaien en tussen de
reeds gevonden verticale wapeningsstaven scannen om
te vermijden dat het apparaat langs een wapeningsstaaf
wordt bewogen.
6.3.2 Koperen buis
In het sensorbereik bevindt zich een non-ferrometaal,
bijv. een koperen buis. De globale diepte bedraagt 4 cm
(1.6 in). Het apparaat geeft een geluidssignaal af.
PS 38
6.3.3 Kunststof of houten object
In het sensorbereik bevindt zich een niet-metalen object.
Het betreft hier een kunststof of houten object of een
holle ruimte dicht aan het oppervlak. Het apparaat geeft
een geluidssignaal af.