WAARSCHUWING
Beperk de kans op ernstig letsel wanneer u de druk moet
ontlasten door altijd de Drukontlastingsprocedure
op pagina 12 uit te voeren.
PROBLEEM
Pomp hapert of houdt de druk niet
vast.
Pomp wil niet lopen of maakt één
slag en stopt dan weer.
De pomp werkt onregelmatig.
Luchtbellen in de vloeistof.
14
3A3587ZAL
Opheffen van storingen
OORZAAK
Versleten kogels (301), zittingen (201)
of O-ringen (202).
Luchtventiel zit vast of is vuil.
De klepkogel (301) is erg versleten en
is in de zitting (201) of het spruitstuk
(102 of 103) gedrongen.
Terugslagklepkogel (301) zit
vastgeklemd in de zitting (201)
als gevolg van overdruk.
Doseerkraan verstopt.
Verstopte aanzuigleiding.
Klevende of lekkende kogels (301).
Gescheurd membraan.
Geblokkeerde afvoer.
Zuigbuis zit los.
Gescheurd membraan.
Los inlaatspruitstuk (102), bescha-
digde afdichting tussen spruitstuk en
zitting (201), beschadigde o-ringen
(202).
Losse membraanplaat (105) aan de
materiaalzijde.
1. Ontlast de druk, voordat u enig onderdeel van het
systeem nakijkt, of er onderhoud aan pleegt.
2. Controleer alle mogelijke oorzaken en problemen
voordat u de pomp demonteert.
OPLOSSING
Vervang. Zie pagina 18.
Haal het luchtventiel uit elkaar en
maak deze schoon. Zie pagina's 16 tot
en met 17. Gebruik gefilterde lucht.
Vervang kogel en zitting.
Zie pagina 18.
Monteer een drukontlastingskraan
(zie pagina 10).
Ontlast de druk en maak de kraan
schoon.
Inspecteren; vrijmaken.
Reinigen of vervangen. Zie pagina 18.
Vervangen.
Zie pagina's 19 tot en met 22.
Maak uitlaat vrij.
Vastdraaien.
Vervangen.
Zie pagina's 19 tot en met 22.
Draai de bouten (112) van het spruit-
stuk vast of vervang de zittingen (201)
of o-ringen (202). Zie pagina 18.
Draai aan of vervang. Zie pagina's 19
tot en met 22.