TESTEN
Magneettest
De werking van de alarmsignalering kan worden getest door een
testmagneet te plaatsen op de positie die is aangegeven in figuur 9 (eerder
in de handleiding). Deze methode staat los van de EN54-normen en zegt
niets over de luchtstroom binnen het leidingennetwerk.
Rooktest
De werking van de alarmrespons van het systeem kan worden getest
met rook. De keuze van de rookbron is afhankelijk van de installatie,
maar in alle gevallen moet de rook aanwezig zijn voor de duur van de
test. Het is mogelijk rookblokjes of lucifers te gebruiken in de buurt van het
bemonsteringspunt om rookdeeltjes in het systeem terecht te laten komen.
Het is raadzaam rookdeeltjes met een bestaanscyclus van meer dan 120
sec te gebruiken – standaard sprays uit een spuitbus voor het testen van
puntdetectoren werken niet goed bij aspiratiesystemen.
Storingstest
Simuleer een storing op de detector (bijvoorbeeld door de uitlaatleiding te
blokkeren) en controleer of een storing wordt gemeld op het voorpaneel
van de eenheid en op het brandpaneel (de CIE).
SERVICE
WAARSCHUWING
Isoleer de aspiratiedetector van het brandalarmsysteem om ongewenste
alarmen tijdens het openen van de voordeur van de eenheid te voorkomen.
Zorg ervoor dat de stroomtoevoer naar het systeem geheel is afgesloten
voordat u een afdekking verwijdert.
Service-modus
Als u de kast opent tijdens normaal bedrijf, schakelt de eenheid over
naar de modus Service. De FILTER-LED's gaan knipperen, de eenheid
schakelt de stroomtoevoer naar de ventilatoren uit en het storingsrelais
signaleert een storing. Wanneer de kastdeur wordt gesloten, wordt de
eenheid automatisch opnieuw opgestart.
Filters
De filters moeten periodiek worden gereinigd of vervangen.
De filters bevinden zich in de kast aan de bovenkant van de eenheid (zie
figuur 9, eerder in de handleiding) en kunnen als volgt worden verwijderd:
1
F i lters
Either replace the filter assembly or carefully brush off the accumulated dust.
Refit the filter, close and secure the cabinet door. The unit will initialise and restart.
3
Smoke Sensors
D200-101-01
2
SCHUIMPAKKING
Vervang het filter of verwijder het verzamelde stof voorzichtig met een
borstel. (Onderdeelnummer vervangend filter: FL-IF-6.)
Opmerking: Verwijder tijdens het vervangen van het filter de schuimpakking
uit het oude filter en breng deze aan op het nieuwe filter. Zorg tijdens het
plaatsen van het nieuwe filter ervoor dat de pakking juist is uitgelijnd.
Plaats het filter terug en sluit en vergrendel de deur van de kast. Het
systeem wordt geïnitialiseerd en opnieuw opgestart.
Rooksensoren
De rooksensoren bevinden zich onder het deksel van de sensor (zie figuur
9, eerder in de handleiding). U kunt als volgt toegang verkrijgen tot de
sensoren:
1
3
Draai de kop van de sensor linksom om deze van de voet te verwijderen
(en rechtsom om het terug te plaatsen). De sensoren NIET verwisselen
en de stand van de draaiknop voor de adresinstelling NIET wijzigen. Als u
een sensor vervangt, moet u ervoor zorgen dat het adres dat op de nieuwe
sensor is ingesteld overeenkomt met het adres op de vervangen sensor.
Gebruik ALLEEN modelnummer F-SEN-SSE als vervangende sensor.
Reinigen van rooksensor
Pas regelmatig de onderstaande procedure toe om de sensor en zijn
meetkamer te reinigen:
1.
Verwijder de te reinigen sensor van zijn sokkel.
2.
Stofzuig voorzichtig de buitenkant van het scherm zonder het
verwijderen.
3.
Verwijder het scherm en de luchtgeleider door het recht eruit te
trekken.
4.
Gebruik een stofzuiger om stof en vuil te verwijderen uit de
sensorkamer, luchtgeleider en de binnenkant van het scherm.
5.
Installeer het geheel opnieuw door de pijlen, die de positie aangeven,
uit te lijnen en het voorzichtig terug in zijn plaats te drukken.
9
2
SCHERM
LUCHTGELEIDER
OPTISCHE
MEETKAMER
I56-6574-006
4