Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Bijlage A - Pipeiq™ En Leidingenstelselontwerp; Gebruik Van Pipeiq™ Voor Het Ontwerpen Van Leidingstelsels - System Sensor FL0111E-HS Beknopte Installatiehandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

BIJLAGE A - PipeIQ™ en LEIDINGENSTELSELONTWERP
GEBRUIK VAN PipeIQ™ VOOR
HET ONTWERPEN VAN LEIDINGSTELSELS
PipeIQ is een ontwerptoepassing die gebruikers helpt een leiding stelsel
te ontwerpen die voldoet aan de EN54 normen. Het genereren van een
geschikt werkontwerp vraag om wat denkwerk en inzicht in de verschillende
variabelen binnen een aspiratiesysteem.
De volgende werkwijze kan helpen bij het ontwerpen van een
leidingennetwerk met PipeIQ. Door de volgende stappen te volgen, moet
het mogelijk zijn te komen tot een acceptabel ontwerp (aangenomen dat
dit bestaat) met een luchtflow en openingsgevoeligheid die binnen de
algemene grenzen liggen van het aspiratieapparaat. (Zie Stroomschema
werkwijze leidingenontwerp.)
Aanbevolen werkwijze voor ontwerp
1. Start een project in PipeIQ, kies het detectortype, selecteer de optie van
de vereiste beperkingen en de aspiratieklasse. Volg de aanwijzingen
voor het toevoegen van een detector en maak een voorstelling van de
fysieke indeling van het pijpstelsel.
Het ontwerp optimaliseren:
2. Stel in het venster Leiding beheren – Eigenschappen bewerken
het aantal bemonsteringsopeningen en de afstanden tussen de
openingen in het leidingennetwerk in, overeenkomstig de plaatselijke
brandveiligheidsvoorschriften en de door EN54 goedgekeurde
waarden. De openingdiameters kunnen eveneens worden ingesteld
in dit venster, of later worden gewijzigd. Klik op Gaten bijwerken en
vervolgens op OK om af te sluiten.
3. Klik op de tab Ontwerp op de knop Berekeningen; het
venster Berekening wordt geopend. Stel de diameters van de
bemonsteringsopeningen en de ventilatorsnelheid zodanig in dat de
flow in de detector dicht bij 45 l/min ligt.
4. Herhaal stap (3) hierboven om eventuele rode vakken (gevoeligheid
buiten bereik, transporttijd buiten bereik, enz.) te elimineren.
5. Controleer of de luchtstroom balans ≥0,5 is. Als u de knop automatische
balans gebruikt, worden waarschijnlijk meerdere diameters voor
bemonsteringsopeningen ingesteld. Gebruik deze knop niet als alle
openingen even groot moeten zijn. Houd er ook rekening mee dat de
functie automatische balans de luchtflow in de leidingen kan verlagen.
Zorg ervoor dat deze dicht bij 45 l/min ligt.
6. Herhaal vanaf stap (3), stel de gaten diameters en ventilatorsnelheid
bij om alle bovenstaande waarden te realiseren.
7. Controleer
vervolgens
bemonsteringsopeningen praktisch is voor de gekozen klasse, dat
wil zeggen, niet te gevoelig is. Om vals alarm te voorkomen, moet de
gat gevoeligheid van de bemonsteringsopening bij een systeem van
Klasse C 1%/m of hoger zijn, en in elk geval >0,5%/m.
8. Wijzig zo nodig het Alarm-niveau om de gevoeligheid van de
bemonsteringsopening te verlagen. De gevoeligheid van de detector
wordt ingesteld op de tab Configuratie.
9. Herhaal vanaf stap (3) om het leidingenontwerp af te ronden en op te
slaan.
Tips voor het realiseren van een adequaat ontwerp
Zorg ervoor dat de luchtstroom in een FAAST LT-200-eenheid altijd op
of rond de optimale instelling van 45 l/min ligt. Verhoog of verlaag de
openingdiameters en ventilatorsnelheid om dit te bereiken.
Minder openingen in een leiding leidt doorgaans tot een hogere gevoeligheid
van de bemonsteringsopening. Het toevoegen van extra openingen dicht
bij elkaar kan de gat gevoeligheid op papier lijken te verlagen, maar in de
praktijk blijft de gevoeligheid van het systeem hoog. Wijzig het alarmniveau
om de gevoeligheid van de bemonsteringsopeningen te verhogen of te
verlagen.
Het wijzigen van de gat diameter heeft gevolgen voor de gat gevoeligheid
en luchtstroom balans. Kleinere openingen kunnen de balans verbeteren,
maar verlagen de algehele luchtstroom. Zorg ervoor dat deze zo dicht
mogelijk bij 45l/min blijft liggen. Voor een acceptabel ontwerp is het
raadzaam ervoor te zorgen dat de luchtstroom balans niet lager wordt dan
0,5.
D200-101-01
of
de
gevoeligheid
Flowdiagram methodiek voor het ontwerp van leidingstelsels
Wijzig het
ontwerp van het
leidingenstelsel
N
Is een ontwerp
mogelijk?
van
de
Langere leidingen hebben uiteraard langere transporttijden; ze verlagen
doorgaans ook de luchtstroom, waardoor de transporttijd nog langer wordt.
De lengte van de leiding en de transporttijd kunnen worden teruggebracht
door gebruik van een 'T'-stuk of twee leidingen per kanaal in plaats van
één lange leiding. Dit helpt ook om de luchtstroom snelheid op het optimale
niveau te houden, aangezien het op hetzelfde neerkomt als het vergroten
van de diameter van de leiding naar het aspiratieapparaat. Maar zorg ervoor
dat de luchtstroom niet te hoog wordt. In systemen met twee leidingen kan
het noodzakelijk zijn kleinere openingen te gebruiken in vergelijking met
een enkele leiding om een optimale luchtstroom te bereiken. Het is ook
mogelijk de ventilatorsnelheid te verlagen, maar in beide gevallen wordt de
transporttijd verhoogd.
Het gebruik van de knop Automatische balans in PipeIQ leidt waarschijnlijk
tot openingen van verschillende maten in het leidingenontwerp.
Gebruik deze knop niet als het wenselijk dat alle openingen in de
bemonsteringsleiding dezelfde maat hebben (voor een eenvoudigere
installatie en inbedrijfstelling). Leidingen met bemonsteringsopeningen die
dezelfde maat hebben zijn ook eenvoudiger te testen. De verst afgelegen
bemonsteringsopening is het minst gevoelig.
11
Start een
project en
creëer een
leidingontwerp
Stel het aantal
bemonsteringsop
eningen in en de
onderlinge
afstanden
Stel de diameters
van de
J
bemonsteringsopeningen
en
ventilatorsnelheid in
Zijn alle
N
parameters
binnen bereik?
J
Is de
N
luchtstroom
circa. 45l/min?
J
Is de
N
luchtstroom
balans ≥ 0,5?
J
N
Is de
??
gevoeligheid
per opening
OK voor zijn
Klasse?
J
Bewaar het
ontwerp
Wijzig
alarmniveau
I56-6574-006

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Fl0112e-hsFl0122e-hs

Inhoudsopgave