Gebruik en bediening
De machine op hellingen, laadbruggen en in liften gebruiken
Rijden op hellingen
Bij het op- of afrijden van hellingen mag u
de in het hoofdstuk "Technische gegevens"
vermelde waarden niet overschrijden.
De bestuurder moet controleren of de onder-
grond vrij is en voldoende grip biedt.
WAARSCHUWING
Rijd hellingen altijd omlaag met gereduceerde
snelheid.
GEVAAR
Kantelgevaar!
Keer nooit op een helling, rijd nooit achteruit op een
helling en/of rijd nooit schuin over hellingen.
Machine op een helling gebruiken
WAARSCHUWING
Als u met een last een helling oprijdt, moet de last
naar boven gericht zijn.
GEVAAR
Ongevalrisico
Houd de veiligheidsafstand aan ten opzichte van
randen, laadkleppen etc.
LET OP
In bepaalde gevallen is het toegestaan om met
de vorken richting de bovenkant van de helling te
rijden, zelfs als er zich geen last op bevindt.
Rijd in deze gevallen uiterst voorzichtig en keer niet
totdat alle wielen op een vlakke ondergrond staan.
GEVAAR
Ongevalrisico
Parkeer de machine niet op een helling: als u dit
in een noodgeval toch moet doen, schakelt u de
parkeerrem in en blokkeert u de achterwielen met
keggen.
Machine in een lift gebruiken
U mag de machine alleen in een lift gebruiken
als de lift voldoende draagvermogen heeft
(controleer het maximumgewicht van de
machine inclusief de tractiebatterij) en met
de desbetreffende goedkeuring.
Rijd de machine met de last naar voren in de
lift.
Zet de machine in de lift vast zodat geen deel
ervan met de liftwanden in contact komt. Er
moet altijd een afstand van ten minste 100 mm
tot de liftwanden worden aangehouden.
WAARSCHUWING
De machine moet goed worden vastgezet zodat hij
niet onbedoeld kan bewegen.
LET OP
Personen die tegelijkertijd de lift gebruiken, mogen
de lift pas betreden wanneer de machine is vastge-
zet en moeten de lift als eersten verlaten.
Machine op laadbruggen gebruiken
GEVAAR
Ongevalrisico
Voordat er op een laadbrug wordt gereden, moet
de bestuurder zich ervan vergewissen dat de
brug goed aangebracht en bevestigd is en dat het
draagvermogen voldoende is.
Rijd langzaam en voorzichtig over de laadbrug.
De bestuurder moet controleren of de vrachtwagen
die beladen of gelost zal worden voldoende tegen
bewegen is beveiligd, en of deze de last van de
machine kan dragen.
De bestuurder van de vrachtwagen en de bestuur-
der van de machine moeten goed met elkaar over-
leggen wanneer de vrachtwagen kan vertrekken.
45418043407 [NL]
Gebruik van de machine
4
51