3
Instrumentatie en bedieningselementen
Rijschakelaar
Wanneer de rijschakelaar (1) in de richting
(B) wordt bewogen, zal de machine in de
richting van de vorken beginnen te rijden;
wanneer hij in de richting (A) wordt bewogen,
zal hij in tegengestelde richting van de vorken
beginnen te rijden.
Het loslaten van de rijschakelaar activeert
de remmen (elektrische rem), waardoor de
machine zal stoppen.
De snelheid van de machine varieert afhanke-
lijk van de hoek van de rijschakelaar.
OPMERKING
De rijaandrijving wordt ingeschakeld als de
sleutel (2) in stand "I" staat en het dodeman-
spedaal is ingetrapt.
Claxonknop
Druk op de knop (1) om de claxon te bedienen.
Hiermee kan de bestuurder zijn aanwezigheid
kenbaar maken, indien nodig.
De claxon werkt zodra de machine met de
contactsleutel (2) wordt gestart.
30
A
2
1
2
45418043407 [NL]
Kennis van de machine
B
1
2121
2121
2121
2122