Onderhoud, problemen opsporen, reserveonderdelen en ontmanteling
Let op!
Hete oppervlakken!
Tijdens het gebruik kunnen verschillende onderdelen een oppervlaktetemperatuur van meer dan 60 °C
bereiken, waardoor er risico op brandwonden bestaat.
Alle betreffende onderdelen bevinden zich binnenin de afgesloten behuizing. De behuizing mag enkel
worden geopend door gecertificeerd, vakbekwaam personeel.
Sommige onderdelen kunnen tijdens de normale werking heet worden. Raak deze onderdelen niet aan
tot ze volledig afgekoeld zijn
STORING
◆ De machine start
niet.
◆ De
koelcompressor
werkt niet.
◆ De ventilator van
de condensor
werkt niet goed
(luchtkoeling).
◆ Dauwpunt te
hoog
44
MOGELIJKE OORZAAK - AANBEVOLEN OPLOSSING
Controleer de stroomvoorziening.
Controleer de elektriciteitskabels.
Zekering (zie FU1/FU2/FU3 in het elektrische schema) van de hulpstroomketen heeft ingegrepen
– vervang de zekering en controleer of de droger goed werkt.
Controleer of de droger in lokale modus is.
Regeleenheid DMC50 in alarmconditie – Zie het betreffende punt.
Het dauwpunt weergegeven op DMC50 is laag genoeg en de compressor is niet actief – wacht tot
de temperatuur hoger wordt.
Controleer de elektriciteitskabels.
Regeleenheid DMC50 in alarmconditie – Zie het betreffende punt.
Controleer of de compressor-schakelaar (KC1) en/of stroomonderbreker (QC1) correct werken.
Vervang, als het probleem aanhoudt, de regeleenheid en/of de compressor omvormer.
De gemeten condensatiedruk (HP) is laag genoeg, dus de ventilator is niet actief – wacht tot de
condensatiedruk hoger wordt.
Controleer de elektriciteitskabels.
Regeleenheid DMC50 in alarmconditie – Zie het betreffende punt.
Vervang, als het probleem aanhoudt, de regeleenheid en/of de ventilator omvormer.
Condensdruk gemeten met DMC50 en BHP druktransductor klopt niet. Neem contact op met een
koelingsingenieur om de juiste condensdruk te controleren en te vergelijken. Vervang zo nodig de
BHP druktransductor en/of de DMC50-controller.
De droger start niet - zie de betreffende paragraaf.
De dauwpuntsensor registreert de temperatuur niet correct - controleer of de sensor goed op de
bodem van de kraag van de aluminium meetbuis zit.
Storing temperatuursensor BT1 – controleer de elektrische bekabeling en/of vervang de sensor.
De koelcompressor werkt niet - zie de betreffende paragraaf.
De kamertemperatuur is te hoog of er is geen voldoende luchtverversing in de ruimte - zorg voor
een adequate beluchting (luchtkoeling).
De aangevoerde lucht is te warm - herstel de nominale bedrijfsomstandigheden (zie typeplaatje).
De aangevoerde luchtdruk is te laag - herstel de nominale bedrijfsomstandigheden (zie
typeplaatje).
Het debiet van de inlaatlucht is hoger dan het debiet dat is bestemd voor de werking – reduceer
het debiet - door de nominale bedrijfsomstandigheden te herstellen (zie typeplaatje).
De condensor is vuil - reinig hem (luchtkoeling).
De ventilator werkt niet - zie de betreffende paragraaf (luchtkoeling).
Het koelwater is te warm - herstel de nominale bedrijfsomstandigheden (zie typeplaatje)
(waterkoeling).
De aanvoer van koelwater is onvoldoende - herstel de nominale bedrijfsomstandigheden (zie
typeplaatje) (waterkoeling).
De droger voert geen condensaat af - zie de betreffende paragraaf.
Koelmiddellek – raadpleeg een specialist in koelsystemen. In geval van koelmiddellekken is het
dauwpunt mogelijk te hoog, werkt de compressor bij te lage snelheid en wordt de werking ook bij
nullast en lage omgevingstemperatuur niet stilgezet, BT3 (aanzuiging koelmiddel compressor)
temperatuur is hoog en condensdruk is laag.
Verdampingsdruk gemeten met DMC50 en BHP druktransductor klopt niet. Neem contact op met
een koelingsingenieur om de juiste verdampingsdruk te controleren en te vergelijken. Vervang zo
nodig de BLP druktransductor en/of de DMC50-controller.
Een of meer elektronische expansiekleppen (EEV) werken niet naar behoren - zie betreffende punt.
DRYPOINT® RA 1300-4400 eco