Hoofdstuk 3
6.
Zodra de vertragingstimer voor verlaten afloopt wordt het sys-
teem ingeschakeld, waarbij:
Het indicatielampje Gereed uit gaat.
l
De indicator Ingeschakeld blijft branden.
l
Het toetsenbord ophoudt met piepen.
l
Opmerking: De installatieprogramma configureert de vertragingstimer voor verlaten en of er al dan geen toegangscode is vereist
om het systeem in te schakelen.
3.2 Met het toetsenbord Blijven inschakelen op het systeem
De stand Blijven activeert het alarmsysteem gedeeltelijk door:
Alle omgevingssensors in te schakelen.
l
Alle binnensensors te overbruggen.
l
Inschakelen van het systeem in de stand Blijven
1.
Zorg ervoor dat alle deuren en ramen zij gesloten en de het indicatielampje Gereed aan
is.
2.
Houdt de afwezigheidstoets
uw [toegangscode] in of presenteer uw nabijheidslabel. Verlaat het huis niet.
3.
Als er zones zijn overbrugd, zal op ICN of LED-toetsenborden de overbruggings-LED
oplichten en de nummers van de overbrugde zones worden weergegeven. Op een
LCD-toetsenbord verschijnt er een waarschuwing
4.
Nadat de inschakelreeks met succes is uitgevoerd gebeurt het volgende:
De indicator Ingeschakeld
l
De indicator Gereed
l
De vertragingstimer voor verlaten begint terug te tellen.
l
5.
Om de procedure voor het inschakelen te annuleren, voert u uw [toegangscode] in of pre-
senteert u uw nabijheidslabel.
6.
Zodra de vertragingstimer voor verlaten afloopt wordt het systeem ingeschakeld, waar-
bij:
Het indicatielampje Gereed
l
Het indicatielampje aan/uit
l
De overbruggings- of systeemindicator gaat aan.
l
3.2.1 Stille uitlooptijd
Als het systeem is ingeschakeld m.b.v. de toets Blijven
Wordt de waarschuwingspiep uitgeschakeld.
l
Wordt de tijd voor het verlaten alleen voor die periode voor het verlaten verdubbeld (uitsluitend CP-01 Versies).
l
Opmerking: Bij niet-CP-01 Versies wordt de standaard tijd voor verlaten gebruikt.
3.3 Met het toetsenbord inschakelen van de stand Nacht op het systeem
De stand Nacht activeert het alarmsysteem gedeeltelijk door:
Het overbruggen van alle binnensensoren die zijn geconfigureerd als nachtzones.
l
Alle omgevingssensors in te schakelen.
l
Alle overige binnensensors in te schakelen.
l
Het inschakelen van het systeem in de nachtmodus is mogelijk nadat het systeem eerst is ingeschakeld in de aanwezigheidsmodus
en [*][1] op het bedienpaneel wordt ingedrukt. Het bedienpaneel kan ook worden geconfigureerd met een functietoets om het sys-
teem in de nachtstand in te schakelen. Om toegang te krijgen tot ingeschakelde binnenruimtes wanneer het systeem in de stand
Nacht is geschakeld, dient u eerst het systeem uit te schakelen.
Opmerking: Zorg ervoor dat uw installateur u heeft voorzien van een lijst waarop alle geprogrammeerde nachtzones zijn aan-
gegeven. Uw installateur kan een functietoets configureren om het paneel in te schakelen in de stand Nacht, zonder dat het systeem
al is ingeschakeld in de stand Blijven.
gedurende 2 seconden ingedrukt en voer, indien nodig,
blijft branden.
blijft branden.
uit gaat.
aan blijft.
of de methode inschakelen Geen Toegang, dan [*][9]:
- 9 -
Syst. Ingesch
In Afwezig Modus
LCD-scherm
Datum Tijd
JAN 02/13 2:06a
Systeem is
Systeem Gereed
dan
Toets
Gebruikerscode
* Let op *
Overbrug. actief
Uitloop
Actief
Uitgeschakeld
Geen Alarm
Syst. Ingesch
In Aanwezig Mode